Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Parametergroep 4 - Motor Control Parameters - Invertek Drives OPTIDRIVE P2 IP20 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

9.3. Parametergroep 4 – Motor control parameters
Let op : Verkeerde instelling van de motorparameters in parametergroep 4 kan leiden tot onvoorspelbaar gedrag van de
motor en aandrijving. Alleen ervaren gebruikers mogen deze parameters aanpassen.
Par
Parameter Naam
P4-01
Selectie motor control
Selecteert de methode van motor control. Er moet een auto-tune worden uitgevoerd wanneer P4-01= 0 of 1.
0: Snelheidsregeling met koppelgrenzen (vector regeling)
1: Koppelregeling met snelheidsgrenzen (vector regeling)
2: Snelheidsregeling (U/Hz sturing)
P4-02
Uitvoeren auto-tune
Wanneer parameter P4-02 wordt ingesteld zal er direct een auto-tune worden uitgevoerd. Tijdens de auto-tune worden de
motorparameters gemeten voor een optimale en efficiënte regeling. De auto-tune kan enkele minuten duren. Na de auto-tune wordt
P4-02 automatisch teruggezet naar 0.
P4-03
Proportionele versterking van de interne snelheidsregelaar
Met parameter P4-03 wordt de proportionele versterking van de interne snelheidsregelaar ingesteld wanneer er gebruik wordt
gemaakt van de vector regeling (P4-01 = 0 of 1). Hoge waarden zorgen voor een snelle frequentieverandering en een goede
response. Een te hoge waarde kan leiden tot instabiliteit en overstroomfouten. Voor het beste resultaat moet de versterking
langzaam verhoogd worden terwijl de stroom en de snelheid in de gaten worden gehouden. Een optimale instelling is bereikt
wanneer er in de snelheidsresponse geen of bijna geen overshoot is van de actuele snelheid t.o.v. de ingestelde snelheid.
In het algemeen is het zo dat bij aandrijvingen met een grote massatraagheid er een hogere waarde van de proportionele versterking
ingesteld kan worden.
P4-04
Intergratietijd van de interne snelheidsregelaar
Bepaalt de integratietijd van de interne snelheidsregelaar. Hoe groter de integratietijd hoe groter de demping. Korte tijden zorgen
voor een snelle reactie maar kunnen ook leiden tot instabiliteit.
P4-05
Motor power factor (cos phi)
De cos phi kan worden afgelezen van het motortypeplaatje. Deze parameter moet altijd worden ingesteld wanneer er gebruik wordt
gemaakt van de vector regeling. Stel deze parameter in voordat de auto-tune wordt uitgevoerd.
P4-06
Selectie bron koppelregeling/koppelgrenzen
P4-01 = 0 => parameter P4-06 bepaalt de bron van de koppelgrenzen.
P4-01 = 1 => parameter P4-06 bepaalt de bron van het gewenste Koppel voor de koppelregeling.
0: Vaste digitale waarde. Het gewenste koppel of de koppelgrenzen worden ingesteld d.m.v. parameter P4-07.
1: Analoge ingang 1. Het gewenste koppel of de koppelgrenzen worden ingesteld d.m.v. analoge ingang 1. 100% van de analoge
ingang 1 komt overeen met een maximaal koppel dat is ingesteld bij parameter P4-07. 0 t/m 100% = 0 t/m P4-07
2: Analoge ingang 2. Het gewenste koppel of de koppelgrenzen worden ingesteld d.m.v. analoge ingang 2. 100% van de analoge
ingang 2 komt overeen met een maximaal koppel dat is ingesteld bij parameter P4-07. 0 t/m 100% = 0 t/m P4-07
3: Veldbus. Het gewenste koppel of de koppelgrenzen worden ingesteld d.m.v. de veldbus.
4: Master / Slave. Het gewenste koppel of de koppelgrenzen worden ingesteld d.m.v. de Master/slave regeling.
5: Uitgang PID regelaar. Het gewenste koppel of de koppelgrenzen worden ingesteld d.m.v. de uitgang van de PID regelaar.
P4-07
Gewenste koppel of maximale koppel/stroomgrens
Bepaalt het gewenste koppel of de koppelgrens wanneer de vector regeling (P4-01 = 0 of 1) is geactiveerd (zie ook parameter P4-06).
Bij U/Hz sturing (P4-01 = 2) bepaalt deze parameter de maximale uitgangsstroom. Wanneer de stroomgrens wordt bereikt zal de
regelaar de uitgangsfrequentie verlagen.
P4-08
Minimale koppelgrens
Bepaalt de minimale koppelgrens wanneer de vector regeling is geactiveerd. Na een start commando zal de ODP-2 regelaar proberen
altijd het minimale koppel te halen.
Opmerking : door gebruik te maken van een minimaal koppel zal de frequentieregelaar gaan versnellen wanneer het minimale
koppel niet gehaald wordt. De snelheid kan hierdoor boven de gewenste snelheid uitkomen.
P4-09
Maximale koppelgrens in regeneratieve mode
Bepaalt de maximale koppelgrens in regeneratieve mode wanneer de vector regeling is geactiveerd.
P4-10
Aanpassen frequentie U/Hz curve
Samen met parameter P4-11 kan de U/Hz curve worden aangepast (alleen geldig wanneer P4-01 = 2). Bij de ingestelde frequentie
van P4-10 wordt de ingestelde spanning van P4-11 uitgestuurd. Pas-op dat er geen te grote stroom door de motor gaat lopen.
P4-11
Aanpassen spanning U/Hz curve
Zie parameter P4-10.
P4-12
Onthouden thermische overbelasting
0: Niet actief
1: Actief. Alle Invertek Optidrive frequentieregelaars zijn voorzien van een elektronische thermische overbelastingsbeveiliging ter
bescherming van de aangesloten motor. Een interne overbelastingsaccumulator bewaakt de uitgangsstroom en zal de
frequentieregelaar uitschakelen als de thermische grens wordt overschreden. Wanneer P4-12 is uitgeschakeld zal na het uit- en
inschakelen van de voedingsspanning de waarde van de accumulator worden gereset. Wanneer P4-12 is ingeschakeld, wordt de
waarde bewaard na het uit- en inschakelen van de voedingsspanning.
Optidrive ODP-2 gebruikershandleiding revisie 1.31
www.invertekdrives.com
Minimaal
Maximaal
Standaard
0
2
0
1
0.1
400.0
0.000
1.000
0.50
0.99
0
5
P4-08
500.0
0.0
P4-07
0.0
200.0
0.0
P1-09
0
P1-07
0
1
Eenheid
2
-
0
-
25.0
%
0.050
s
-
-
0
-
150.0
%
0.0
%
100.0
%
0.0
Hz
0
V
0
-
41

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Optidrive p2 ip55Optidrive p2 ip66Optidrive p2

Inhoudsopgave