5.10.1. Het testen van de "STO" functie
Voordat het totale system in bedrijf gesteld wordt zal eerst de "STO" functie getest moeten worden. Er moeten de volgende testen uitgevoerd
worden:
Wanneer de motor stilstaat en er geen start commando wordt gegeven (start commando instelbaar via P1-13):
o
Maak het signaal laag op de "STO" ingangen (regelaar zal "InHibit" in het display weergegeven).
o
Geef een start commando (instelbaar via P1-13) en controleer of de regelaar in de status "InHibit" blijft staan.
o
De werking van de "STO" ingangen moet gelijk zijn zoals in hoofdstuk 5.10.4 en 5.10.5 is beschreven.
Wanneer de motor draait nadat de regelaar een start commando (instelbaar via P1-13) heeft gekregen:
o
Maak het signaal laag op de "STO" ingangen.
o
Controleer of het display de status "InHibit" geeft en dat de motor niet meer wordt aangestuurd.
o
De werking van de "STO" ingangen moet gelijk zijn zoals in hoofdstuk 5.10.4 en 5.10.5 is beschreven.
5.10.2. Onderhoud "STO" functie
De "STO" functie moet worden meegenomen in het onderhoudsschema zodat de "STO" functie minimaal een keer per jaar op correcte werking
wordt gecontroleerd. Tevens moet de "STO" functie extra worden gecontroleerd wanneer er veranderingen/werkzaamheden aan het
veiligheidssysteem plaatsvinden.
5.11. Aansluiten van een remweerstand
De Optidrive P2 frequentieregelaar (bouwgrootten 2 t/m 5) is standaard voorzien van een interne remchopper. Bij grotere bouwgrootten is het
een optie. De externe remweerstand moet aangesloten worden op de klemmen DC+ en BR klemmen van de frequentieregelaar.
De interne remchopper kan worden geactiveerd d.m.v. parameter P1-05 = 2.
De externe remweerstand kan softwarematig worden beveiligd tegen overbelasting. Voor de softwarematige beveiliging moeten de volgende
parameters ingesteld worden:
Parameter P1-14 = 201
Stel de weerstandswaarde in bij parameter P6-19 (in Ohms)
Stel het nominale vermogen van de remweerstand in bij P6-20 (kW)
Optidrive ODP-2 gebruikershandleiding revisie 1.31
www.invertekdrives.com
25