5.5. Aansluiten motor op de frequentieregelaar
De frequentieregelaar stuurt een puls gemoduleerd spanningssignaal (PWM) uit. Voor motoren die niet geschikt zijn voor
frequentieregelaars zijn extra maatregelen noodzakelijk. Een sinusuitgangsfilter of en motorsmoorspoel moet dan worden toegepast.
Neem voor meer informatie contact op met uw leverancier.
De motor moet worden aangesloten op de klemmen U, V, en W d.m.v. een afgeschermde 3- of 4-aderige kabel. Wanneer er een 3-
aderige kabel wordt gebruikt moet de afscherming worden gebruikt als aardingsgeleider. Let hierbij wel op dat de doorsnede van de
afscherming minimaal gelijk is aan de doorsnede van een van de fasen en dat het materiaal ook gelijk is. Bij een 4-aderige motorkabel
moet de doorsnede van de aardleider minimaal gelijk zijn aan de doorsnede van een van de fasen en het materiaal moet ook gelijk zijn.
De aardeklem van de motor moet zijn verbonden met een van de aardeklemmen van de regelaar.
Om aan de Europese EMC richtlijnen te voldoen moet er gebruik gemaakt worden van juiste afgeschermde EMC kabel. Het oppervlak
van de afgeschermde kabel moet een dichtheid hebben van minimaal 85% en moet een zo laag mogelijke impedantie hebben voor
hoogfrequente signalen.
De afscherming van de motorkabel moet aan de motorzijde d.m.v. een EMC wartel aan aarde worden gelegd.
Wanneer er gebruik wordt gemaakt van een metalen schakelkast mag de afscherming van de EMC kabel ook d.m.v. een EMC wartel
aan aarde worden gelegd. Let wel op dat de afstand tussen de regelaar en de EMC wartel zo kort mogelijk is.
Bij IP55 drives moet de afscherming van de motorkabel worden aangesloten op de aardeklem.
5.6. Aansluiten motorklemmenbox
Standaard kortsluitanker motoren zijn gewikkeld voor een bepaalde spanning (spoelspanning). Dit wordt weergegeven op het typeplaatje van de
motor (laagste spanning van de twee).
De spoelspanning tezamen met de voedingsspanning bepalen of de motor in ster of in driehoek moet worden gezet. In ster moet altijd de
hoogste voedingspanning worden gekozen. Voorbeeld van een typeplaatje:
5.7. Thermische beveiliging van de motor
5.7.1. Interne thermische beveiliging
De ODP-2 frequentieregelaar heeft een interne thermische motorbeveiliging. Wanneer de motorstroom (instelbaar via P1-08) > 100% is
gedurende een bepaalde tijd dan zal de frequentieregelaar stoppen met uitsturen en de fout : "I.t-trP" geven.
5.7.2. Aansluiten PTC/thermistor
De PTC/thermistor van de motor kan als volgt worden aangesloten:
20
Optidrive ODP-2 gebruikershandleiding revisie 1.31
Voedingsspanning
230
400
600
400
600
Motorspanning
230 / 400
Driehoek
400 / 690
600 / 1050
230 / 400
Ster
340 / 600
Extra informatie:
Tripniveau is boven de 2.5kΩ
De analoge ingang 2 kan worden geconfigureerd d.m.v. parameter P2-33
(). Zie hoofdstuk 8 voor meer informatie.
www.invertekdrives.com
Aansluitingen