9.2. Parametergroep 3 – PID-regeling
Par
Parameter Naam
P3-01
Proportionele versterking (gain) van de PID-regeling
De fout (verschil tussen het de gewenste waarde en de terugkoppeling) wordt vermenigvuldigd met de proportionele versterking
(gain). Hoe hoger de waarde hoe heftiger de PID-regeling reageert. Let op: een te hoge waarde kan leiden tot instabiliteit.
P3-02
Integratietijd van de PID-regeling (I-actie)
Gebruikt de geaccumuleerde fout (verschil tussen het de gewenste waarde en de terugkoppeling) om de regeling te dempen. Hoe
groter de integratietijd hoe groter de demping. Korte tijden zorgen voor een snelle reactie maar kunnen ook leiden tot instabiliteit.
P3-03
PID differentiatietijd van de PID-regeling (D-actie)
P3-03 staat standaard ingesteld op 0. Dit houdt in dat de D-actie is uitgeschakeld. De D-actie kan een oplossing zijn voor zeer snelle
processen. Let wel op dat er zeer snel instabiliteit optreedt.
P3-04
Werking PID-regeling
0: Normale PID-regeling. Voor pompen en ventilatoren. Bij het sneller draaien van de motor neemt de druk/flow toe.
1: geïnverteerde PID-regeling. Voor compressoren. Bij het sneller draaien van de motor neemt de druk af.
P3-05
Selectie gewenste waarde PID-regeling
Met deze parameter wordt de keuze gemaakt waar de gewenste waarde vandaan komt.
0: Digitaal. Zie parameter P3-06 voor meer info.
1: Analoge ingang 1.
2: Analoge ingang 2.
P3-06
Gewenste waarde PID-regeling digitaal
Opgave digitale setpoint wanneer P3-05 = 0.
P3-07
Bovengrens PID-uitgang
Begrenst de maximaal uitgestuurde waarde van de PID-regeling.
P3-08
Ondergrens PID-uitgang
Begrenst de minimaal uitgestuurde waarde van de PID-regeling.
P3-09
Selectie begrenzing PID-uitgang
0: Digitale grenzen. Zie parameters P3-07 & P3-08
1: Analoge ingang 1 zorgt voor een instelbare bovengrens. Het uitgangsbereik van de PID-regelaar wordt begrensd door P3-08
(minimaal) en de waarde van analoge ingang 1 (maximaal).
2: Analoge ingang 2 zorgt voor een instelbare ondergrens. Het uitgangsbereik van de PID-regelaar wordt begrensd door de waarde
van analoge ingang 2 (minimaal) en P3-07 (maximaal).
3: PID uitgang toevoegen aan waarde van analoge ingang 1. De uitgang van de PID-regelaar wordt toegevoegd aan de gewenste
referentie van analoge ingang 1.
P3-10
Selectie terugkoppeling PID-regeling
Met deze parameter wordt de keuze gemaakt waar de terugkoppeling van de PID-regeling (sensor) vandaan komt.
0: Analoge ingang 2
1: Analoge Ingang 1
2: Uitgangsstroom
3: Tussenkringspanning
4: Verschil = analoge ingang 1 – analoge ingang 2
5: Grootste waarde : analoge ingang 1 of analoge ingang 2
P3-11
Grenzen PID fout voor uitschakelen acc./dec. tijden
Deze parameter bepaalt de grenzen (hysterese) voor de PID fout die ervoor zorgen dat wanneer het verschil tussen de gewenste
waarde en de teruggekoppelde waarde binnen de ingestelde grenzen valt de acc. en dec. tijden worden uitgeschakeld. Door het
uitschakelen van de acc. en dec. tijden reageert de PID regeling sneller bij relatief kleine PID fouten. Bij grote PID fouten worden de
acc. en dec. tijden wel gebruikt om grote/heftige veranderingen in de motorsnelheid te voorkomen. Een waarde 0.0 van de
parameter houdt in dat deze functie is uitgeschakeld. Let wel op dat te grote grenzen kunnen leiden tot snelle en grote
snelheidsveranderingen die op hun beurt kunnen leiden tot overstromen en overspanningen.
P3-12
Scalering weergave van de terugkoppeling (sensor)
Zorgt voor een scalering van de teruggekoppelde waarde. Met deze parameter kan de 0-100% van de analoge ingang worden
omgezet naar een weergave van bijv. 0-10 Bar die wordt gemeten door de sensor.
P3-13
" Wake Up" niveau van de terugkoppeling (sensor)
Deze parameter bepaalt het niveau van de terugkoppeling waarbij de ODP-2 regelaar de "standby mode" van de PID-regeling
uitschakelt. Wanneer het teruggekoppelde signaal onder het ingestelde niveau komt zal de ODP-2 regelaar "wakker worden" en
doorgaan met de PID-regeling.
P3-18
Uitschakeling PID-regeling
Deze parameter bepaalt wanneer de PID-regeling wordt uitgeschakeld.
0: De PID-regeling is actief zolang de proportionele versterking P (P3-01) > 0.
1: De PID-regeling is alleen actief wanneer de regelaar is gestart. Tijdens stop wordt de PID-regeling gereset naar 0 (uitgang).
40
Optidrive ODP-2 gebruikershandleiding revisie 1.31
www.invertekdrives.com
Minimaal
Maximaal
Standaard
0.1
30.0
0.0
30.0
0.00
1.00
0
1
0
2
0.0
100.0
P3-08
100.0
0.0
P3-07
0
3
0
1
0.0
25.0
0.000
50.000
0.0
100.0
-
-
Eenheid
1.0
-
1.0
s
0.00
s
0
-
0
-
0.0
%
100.0
%
0.0
%
0
-
0
-
0.0
%
0.000
-
0.0
%
-
-