Belangrijke aanwijzingen in verband met de installatie van de ketel: (zie figuur 3 en 4)
1.
Zorg ervoor dat het minimumwaterpeil in de ketel minstens 10 tot 15 cm boven de afschuimaflaatleiding ligt. Als de
afschuimerleiding dichter bij het oppervlak van de vloeistof ligt, dan kan er stoom aangezogen worden in plaats van
ketelwater. De afschuimerleiding moet ook boven de hoogst gelegen buis liggen.
2.
Zorg dat de binnendiameter overal minimaal 3/4 inch bedraagt vanaf de aansluiting voor de aflaatleiding van de
ketelafschuimer naar de elektrode. Bij een binnendiameter van minder dan 3/4" zal de gemeten geleidbaarheid te
laag en onregelmatig zijn. Beperk het gebruik van T-stukken, kleppen, ellebogen of verbindingsstukken tussen de
ketel en de elektrode tot een minimum.
3.
Breng een handbediende afsluiter aan, zodat de elektrode verwijderd en gereinigd kan worden. Deze afsluiter moet
een type met volledige doorstroming zijn om geen weerstand te bieden aan de vloeistofstroom. Houd de afstand
van de aftapping voor de afschuimerleiding van de ketel tot de elektrode zo kort mogelijk, met een maximum van 3
meter (10 ft).
4.
Breng de elektrode aan in de zijtak van een T-stuk in een horizontaal stuk leiding aan. Dit zal de vorming van
stoombellen rond de elektrode tot een minimum beperken en de doorgang van vaste stoffen mogelijk maken.
5.
Er MOET een debietregelaar zijn na de elektrode en/of regelkraan om tegendruk tot stand te brengen. Deze debietre-
gelaar moet ofwel een debietregelkraan zijn of een koppelstuk met een vernauwing. De mate waarin het debiet wordt
beperkt, is bepalend voor het aflaatdebiet, en moet daaraan aangepast zijn.
6.
Breng een gemotoriseerde kogelklep of elektromagnetische klep aan volgens de instructies van de fabrikant.
7.
Om de beste resultaten te verkrijgen, dient u de opening in de elektrode voor het meten van de geleidbaarheid zodanig
te richten dat het water zonder omwegen door het gat stroomt.
Leidraad voor het bepalen van de afmetingen van aflaatkranen en platen met gekalibreerde
openingen
1.
Bepaal de hoeveelheid geproduceerde stoom per uur:
Gebruik hiervoor ofwel de gegevens van het typeplaatje van de ketel (waterpijpketels) of bereken dit aan de hand
van het vermogen (bij vlampijpketels):
pk × 34,5 = lbs/uur. Voorbeeld: 100 pk = 3450 lbs/uur
2.
Bepaal de concentratie (GEBASEERD OP HET VOEDINGSWATER)
Een specialist in chemische waterbehandeling moet het gewenste aantal concentratiecycli bepalen. Dit is de ver-
houding van het totaal gehalte aan opgeloste zouten TDS (Total Dissolved Salts) in het ketelwater en die in het
voedingswater. Met voedingswater bedoelen we het water dat aan de ketel wordt toegevoerd vanuit de ontluchter;
daarin zijn het suppletiewater en het teruggevoerde condensaat inbegrepen.
Voorbeeld: 10 concentratiecycli werden aanbevolen
3.
Bepaal het vereiste aflaatdebiet (in pond per uur)
Aflaatdebiet = stoomproductie / (Concentratieverhouding –1)
Voorbeeld: 3450/(10–1) = 383,33 lbs/uur
4.
Bepaal of permanente dan wel periodieke bemonstering nodig is
Kies voor periodieke bemonstering wanneer de ketel of de belasting onderbroken werken, of bij ketels waarvan het
vereiste aflaatdebiet kleiner is dan 25% van de kleinste beschikbare debietregelkraan of minder dan het debiet door
de kleinste gekalibreerde opening. Zie de grafieken op de volgende pagina.
Kies voor permanente bemonstering wanneer de ketel 24 uur per dag wordt gebruikt en het vereiste aflaatdebiet
groter is dan 25% van de kleinste toepasselijke debietregelkraan of gekalibreerde opening. Zie de grafieken op de
volgende pagina.
U verkrijgt de beste procesregeling door een debietregelkraan te gebruiken, aangezien u het debiet dan gemakkelijker
kunt regelen. De aanwijzer op de klep geeft ook een visuele aanduiding dat het debiet werd gewijzigd. Als de klep
8