Uitgangen 1+2, 3+4, 5+6, 7+8 en 9+10 als uitgangspaar
Deze uitgangen kunnen als eenvoudige schakeluitgang of samen met de onderstaande schakeluit-
gangen als uitgangspaar (bv. aansturing van een mengventiel) worden gebruikt.
De uitgangsparen 1+2, 3+4 en 5+6 zijn seriematig beschikbaar. De uitgangsparen 7+8 en 9+10 beno-
digen het gebruik van een hulprelais (relaismodule).
Het uitgangspaar wordt alleen op de eerste van de betreffende uitgangen geparametreerd (bv. uit-
gang 1 bij uitgangspaar 1+2).
Looptijd
Looptijdbegrenzing
AAN of UIT) aangestuurd wordt, de aansturingslooprichting wijzigt of de vrijgave van UIT naar AAN
wordt omgeschakeld.
Wordt de looptijdbegrenzing gedeactiveerd, dan wordt de resterende looptijd slechts tot 10 secon-
den teruggeteld en de aansturing van het uitgangspaar wordt niet beëindigd.
Werken 2 verschillende functies gelijktijdig op beide uitgangen van het uitgangspaar, dan wordt de
uitgang met het laagste nummer („OPEN"-commando) geactiveerd.
Uitzondering: functie „Melding" – komt de gelijktijdige aansturing van deze functie, dan wordt de uit-
gang met het hoogste nummer („DICHT"-commando) geactiveerd.
Voor ieder uitgangspaar dient de looptijd van het mengventiel te worden
opgegeven.
Wordt mengerlooptijd 0 opgegeven, volgt er geen aansturing van het uit-
gangspaar.
Bij geactiveerde looptijdbegrenzing wordt de aansturing van het uit-
gangspaar beëindigd, indien de resterende looptijd van 20 minuten op 0
teruggeteld is. De resterende looptijd wordt opnieuw geladen, indien het
uitgangspaar naar handbedrijf wordt gezet, door een melding (dominant
Uitgangen
19