Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Uitrijhoeken - Husqvarna AUTOMOWER 520 Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor AUTOMOWER 520:
Inhoudsopgave

Advertenties

Kies het percentage dat overeenkomt met de omvang
van de afgelegen zone ten opzichte van het totale
werkoppervlak. Wanneer het afgelegen gebied
bijvoorbeeld de helft van het totale werkoppervlak
bestrijkt, selecteert u 50%. Als het afgelegen gebied
kleiner is, voert u een lager getal in. Wanneer er
meerdere zones zijn, moet u erom denken dat het totaal
nooit hoger kan zijn dan 100%.
Voorbeelden van indelingen van
Zie de voorbeelden in
tuinen op pagina 38 .
1. Schuif de horizontale balk om het percentage te
veranderen.
20%
30%
3.17.3 Doorrijbreedte
De doorrijbreedte bepaalt hoe ver de robotmaaier
verwijderd mag blijven van de begeleidingsdraad/
begrenzingsdraad wanneer hij deze van en naar het
laadstation volgt. Het gebied naast de draad dat de
robotmaaier gebruikt, wordt de corridor genoemd.
Door op diverse afstanden vanaf de draad te werken,
wordt de kans op spoorvorming verkleind. Daarom wordt
aanbevolen om de breedst mogelijke corridor te
selecteren.
De robotmaaier past de doorrijbreedte voor de corridor
tijdens het volgen van een begeleidingsdraad aan.
Dankzij het ingebouwde automatische mechanisme kan
de robotmaaier de afstand vanaf de draad variëren op
basis van waar in het werkgebied deze zich bevindt. De
doorrijbreedte wordt bijvoorbeeld automatisch verkleind
in smalle doorgangen.
629 - 001 -
De standaardinstellingen kunnen voor veel
werkgebieden worden gebruikt. In complexere tuinen
kan de werking worden verbeterd met behulp van
enkele van de onderstaande handmatige instellingen.
3.17.3.1 Doorrijbreedte > Begrenzing
De begrenzing van de doorrijbreedte is in te voeren in
intervallen van 1-9. Het eerste cijfer van het interval
specificeert de kleinste afstand tot aan de
begrenzingslus en het tweede cijfer specificeert de
grootste afstand.
De afstand die de robotmaaier van de begrenzingslus
verwijderd blijft, varieert op basis van de indeling van het
werkgebied.
1. Schuif de horizontale balk om het gewenste interval
op te geven.
De standaardinstelling is 3-6.
3.17.3.2 Doorrijbreedte > Begeleiding
De doorrijbreedte van de begeleiding wordt automatisch
aangepast. Alleen in zeldzame gevallen moeten
handmatige instellingen worden ingevoerd. De
doorrijbreedte van de begeleiding kan worden ingesteld
0 en 9 .
tussen
Als de doorrijbreedte van de corridor is ingesteld op
volgt de robotmaaier de begeleidingsdraad exact. Dit
betekent dat de robotmaaier pal over de
begeleidingsdraad rijdt.
1. Schuif de horizontale balk om de gewenste waarde
op te geven.
9 .
De standaardinstelling is

3.17.4 Uitrijhoeken

Gewoonlijk verlaat de robotmaaier het laadstation in een
richting vanuit een uitrijsector van 90°-270°. De
uitrijhoeken kunnen echter worden aangepast, om het
de robotmaaier gemakkelijker te maken de
werkgebieden te bereiken.
3.17.4.1 Uitrijhoeken > Sectoren
De robotmaaier kan worden ingesteld voor 1 of 2
uitrijsectoren. Als het laadstation in een doorgang is
geplaatst, kunnen er 2 uitrijhoeken, bijvoorbeeld
70°-110° en 250°-290° worden gebruikt.
Bij gebruik van 2 uitrijhoeken is het nodig om tevens te
specificeren hoe vaak de robotmaaier het laadstation via
0 ,
Installatie - 31

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Automower 550

Inhoudsopgave