begrenzingsdraad op 35 cm/14 inch vanaf het obstakel
worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een
obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer
20 cm/8 inch van het gazon rond het vaste obstakel zal
niet worden gemaaid.
Als het werkgebied grenst aan een kleine greppel, een
bloemperk, of een kleine verhoging, zoals een lage
stoeprand (1-5 cm/0.4-2 inch), moet de
begrenzingsdraad op 30 cm/12 inch binnen het
werkgebied worden gelegd. Hiermee wordt voorkomen
dat de wielen in de greppel of op de stoep rijden, dit kan
namelijk leiden tot overmatige slijtage van de
robotmaaier. Ongeveer 15 cm/6 inch van het gazon
langs de greppel/stoeprand wordt niet gemaaid.
Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of iets
dergelijks, dat ongeveer op dezelfde hoogte ligt als het
gazon (+/- 1 cm/0,4 inch), is het mogelijk om de
robotmaaier een eindje over het pad te laten rijden. De
begrenzingsdraad moet dan 10 cm/4 inch vanaf de rand
van het pad worden gelegd. Al het gras langs het
tegelpad wordt gemaaid.
10 cm/4"
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een
tegelpad dat niet boven het gazon uitsteekt, is het
mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden.
Het kan een voordeel zijn om de begrenzingsdraad
onder de tegels te leggen. De begrenzingsdraad kan
ook in de voeg tussen de tegels worden gelegd. Zorg
ervoor dat de tegels op gelijke hoogte zijn met het gazon
om overmatige slijtage van de robotmaaier te
voorkomen.
629 - 001 -
35 cm/14"
5 cm/2"
>
30 cm / 12"
1-5 cm / 0.4-2"
max 1 cm / 0.4"
OPGELET: De robotmaaier mag nooit over
grind, mulch of soortgelijk materiaal rijden,
omdat de messen hierdoor kunnen worden
beschadigd.
OPGELET: Als het werkgebied aan een
waterpartij, helling, afgrond of openbare weg
grenst, moet behalve de begrenzingsdraad ook
een rand of iets dergelijks worden geplaatst. Die
moet in dat geval minimaal 15 cm/6 inch hoog
zijn. Dat zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit
buiten het maaigebied terecht kan komen.
3.5.3 Grenzen binnen het werkgebied
Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het
werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond
obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals
bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en
rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer
dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden
gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde
kram worden gelegd. Als de begrenzingsdraden naar en
vanaf het eiland dicht bij elkaar worden gelegd, kan de
robotmaaier over de draad rijden.
min. 15 cm / 6"
Installatie - 17