11 Onderhoud
11.1
Aanbevolen onderhoudsschema
Let hierop tijdens onderhoudswerkzaamheden.
Het apparaat en de voor het gebruik noodzakelijke toebehoren mogen alleen in droge ruimten wor-
❯
den opgesteld. Er moet voor worden gezorgd dat de correcte toestand voor lange tijd gegarandeerd
blijft.
Het functioneren van het apparaat kan worden beïnvloed door factoren als temperatuur, licht, ventila-
❯
tie, stof, zout, enz.
Stel alle voor een röntgenopname benodigde hulpmiddelen zodanig op, dat het proces effectief kan
❯
verlopen.
Controleer of het apparaat is geaard.
❯
Bevestig het apparaat, inclusief kabels, niet zelf. Dat kan resulteren in verwondingen of beschadiging
❯
van het apparaat.
Vóór werkzaamheden aan het apparaat of bij gevaar spanningsvrij schakelen.
Testinterval
Testwerkzaamheden
Dagelijks
❯
❯
❯
❯
❯
❯
❯
❯
❯
Wekelijks
❯
Maandelijks
❯
❯
❯
2202100028L14 2007V019
Alle componenten van het apparaat reinigen waarmee de patiënt en de gebrui-
ker in aanraking komen "10 Reiniging en desinfectie".
Bij wissel van de patiënt het oppervlak van het apparaat met een vochtig
gemaakte, zachte en pluisvrije doek schoonmaken"10 Reiniging en desinfec-
tie".
Functionele test activeringsknop inclusief status-led en akoestisch signaal.
Controleer of de netvoedingskabel correct is geïnstalleerd "7.4 Veiligheid bij
elektrische aansluiting".
Controleer of er geen minerale olie lekt van de röntgenbuis.
Controleer of de wandhouder stevig is verankerd.
Controleer of de stekker en de netvoedingskabel niet heet zijn.
Controleer of de netvoedingskabel onbeschadigd is "7.4 Veiligheid bij elektri-
sche aansluiting".
Controleer of de hoofdschakelaar is uitgeschakeld als het apparaat niet meer
wordt gebruikt.
Controleer of de netvoedingskabel onbeschadigd is "7.4 Veiligheid bij elektri-
sche aansluiting".
Controleer of alle instructieborden en de typeplaatjes op het apparaat onbe-
schadigd en goed leesbaar zijn.
Controleer of het apparaat is geaard.
Controleer of de kabel van de handbediening onbeschadigd is.
Gebruik
NL
27