SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie
1
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1, aan de kant
Het controlelampje 6 licht op en streepjes
verschijnen op het instrumentenpaneel om
aan te geven dat de snelheidsregelaar is
ingeschakeld en wacht op het opslaan van
een snelheid.
Instellen van de snelheid
Rijdend met een constante snelheid (vanaf
.
ongeveer 30 km/u) drukt u op de scha-
kelaar 2 (+) of 3 (-): de functie wordt inge-
schakeld en de actuele snelheid wordt op-
geslagen en vervangt de streepjes op het
instrumentenpaneel.
Het instellen van de regeling wordt aan-
gegeven door het oplichten van het lijntje
rondom het controlelampje 6.
(2/4)
2
6
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
3
4
5
Let op, het is toch raadzaam de
voeten dichtbij de pedalen te
houden om te kunnen ingrijpen
bij noodsituaties.
2.19