82
Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert tijdens of na het starten
van de motor
Batterijspanning te laag. Elektrisch
systeem door een werkplaats laten
testen.
Multifunctionele
controlelamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator
kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐
middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie
A brandt of knippert geel.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in de motor- of versnellings‐
bakelektronica. Elektronica schakelt
over op een noodloopprogramma.
Het brandstofverbruik neemt mogelijk
toe en het rijgedrag van de auto kan
verslechteren.
Kan de storing niet worden verholpen
door opnieuw te starten, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Brandt in combinatie met
InSP4 op servicedisplay
Water in het dieselbrandstoffilter door
een werkplaats laten aftappen.
Knippert bij ingeschakelde
ontsteking
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart 3 28.
Rem- en
koppelingssysteem
Rem- en koppelingsvloeistofpeil
R brandt rood.
Brandt wanneer de handrem is gelost
en het rem-/koppelingsvloeistofpeil te
laag is 3 152.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 131.
Trek de handrem aan
R knippert rood.
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert R gedu‐
rende enkele seconden na het uit‐
schakelen van de ontsteking als de
handrem niet is aangetrokken.