138
Rijden en bediening
Let op
In geval van een ongeluk moeten het
contact en de lichten worden uitge‐
schakeld. Sluit de handbediende af‐
sluiter op de meerwegklep.
Tanken
9 Gevaar
Vóór het tanken motor en hulpver‐
warmingen met verbrandingska‐
mers (herkenbaar aan de sticker
op de tankklep) afzetten. Mobiele
telefoons uitschakelen.
Bij het tanken de gebruiks- en vei‐
ligheidsvoorschriften van het tank‐
station in acht nemen.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Vermijd open vuur
of vonkvorming.
Als u brandstof in de auto ruikt, de
oorzaak hiervan meteen door een
werkplaats laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
Bij centrale portiervergendeling met
afstandsbediening wordt de tankklep
samen met de portieren ontgrendeld.
Tankklep openen.
Tankdop met de contactsleutel ont‐
grendelen, losdraaien en verwijde‐
ren. Bij het tanken de tankdop in de
steun op de tankklep hangen.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Vloeibaar gas tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.