nl - Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
P26
P27
P28
P29
P30
P31
P32
P33
P34
P35
*
Afhankelijk van het gebruikte type pomp
38
Max RPM set [ACT
rpm x 10
set÷Max
*
] (Max.
rpm-instelling [ACT-
instelling÷max])
Min RPM set
rpm x 10
[Min
÷ACT set] (Min
*
RPM-instelling
[Min*÷ACT-
instelling])
Ramp 1 [1÷250]
s
(Helling 1 [1÷250])
Ramp 2 [1÷250]
s
(Helling 2 [1÷999])
Ramp 3 [1÷999]
s
(Helling 3 [1÷999])
Ramp 4 [1÷999]
s
(Helling 4 [1÷999])
Ramp Speed Min
s
Acceleration
[2.0÷25.0]
(Hellingsnelheid
Min. Acceleratie
[2.0÷25.0])
Ramp Speed Min
s
Deceleration
[2.0÷25.0]
(Hellingsnelheid
Min. Deceleratie
[2.0÷25.0])
Speed Min
Configuration [STP,
SMI] (Min. Snelheid
configuratie [STP,
SMI])
Smin time [0÷100]
s
(Smin tijd [0÷100])
Instelling van de maximale pompsnelheid.
Instelling van de minimale pompsnelheid.
Deze parameter past de snelle acceleratietijd aan.
Hij beïnvloedt de besturing van de pomp in de HCS-, MSE- en MSY-
bedieningsmodi (zie ook Par. 6.6.2).
Standaard: 3 s.
Deze parameter past de snelle deceleratietijd aan
Hij beïnvloedt de besturing van de pomp in de HCS-, MSE- en MSY-
bedieningsmodi (zie ook Par. 6.6.2).
Standaard: 3 s.
Deze parameter past de trage acceleratie aan.
Hij bepaalt:
• De aanpassingssnelheid, in het geval van kleine variaties in de
stroomsnelheid
• De constant uitgaande druk.
De helling hangt af van het systeem dat bediend wordt en beïnvloedt
de bediening van de pomp in de HCS-, MSE- en MSY- bedieningsmodi
(zie ook Par. 6.6.2).
Standaard: 35 s.
Aanpassing van de trage vertragingstijd (zie ook Par. 6.6.2).
Andere karakteristieken: dezelfde als bij helling 3.
Deze parameter stelt de snelle acceleratietijd in.
Hij representeert de acceleratiehelling die gebruikt wordt door de
regelaar totdat de minimumsnelheid van de pomp bereikt wordt (P27).
Hij beïnvloedt de besturing van de pomp in de HCS-, MSE- en MSY-
bedieningsmodi (zie ook Par. 6.6.2).
Standaard: 2,0 s.
Deze parameter stelt de snelle deceleratietijd in.
Hij representeert de deceleratiehelling die gebruikt wordt door de
regelaar totdat de minimumsnelheid van de pomp bereikt wordt (P27).
Hij beïnvloedt de besturing van de pomp in de HCS-, MSE- en MSY-
bedieningsmodi (zie ook Par. 6.6.2).
Standaard: 2,0 s.
Deze parameter bepaalt de werking van de regelaar zodra de
minimumsnelheid van de pomp P27 bereikt is:
(STP): zodra de vereiste druk bereikt is en er geen andere
•
STP
verzoeken zijn, neemt de pompsnelheid af tot de P27-waarde:
de pomp blijft nog draaien gedurende het geselecteerde
tijdsinterval (P35), waarna hij automatisch stopt.
(SMI): zodra de vereiste druk bereikt is en er geen andere
•
SNI
verzoeken zijn, neemt de pompsnelheid af tot de geselecteerde
P27-waarde: de pomp blijft op dezelfde snelheid draaien. Deze
parameter beïnvloedt de besturing van de pomp bij de HCS, MSE
en MSY regelmodi.
Standaard: STP
Deze parameter stelt de tijdsvertraging in vóór een uitschakeling
onder P27.
Hij wordt alleen gebruikt als P34 = STP.
Hij beïnvloedt de regeling van de pomp in de HCS-, MSE- en MSY-
regelmodi.
Standaard: 0 s.