Aanbouwapparaat aan- en afkoppelen
WAARSCHUWING
58
Er kan gevaar voor personen ontstaan, als de energievoorziening
tussen de tractor en het aanbouwapparaat uitvalt door
beschadigde voedingsleidingen!
Controleer bij het koppelen van de voedingsleidingen op het verloop
van de voedingsleidingen. De voedingsleidingen:
moeten bij het rijden door een bocht soepel meebewegen,
zonder oprekken, knikken, indrukken of schuren.
mogen niet tegen andere componenten aan liggen / schuren.
Vervang leidingen als ze versleten of defect zijn.
Controleer het aanbouwapparaat bij het aankoppelen altijd grondig op
zichtbare gebreken. Neem hiervoor hoofdstuk "Verplichting van de
operator", pag. 14 in acht.
1. Controleer of er niemand in de werkzone is en zo nee, start dan
de tractor.
2. Rijd de tractor, in één lijn met het aanbouwapparaat, tot op
ongeveer 50 cm van het aanbouwapparaat.
3. Neem het aanbouwapparaat op met de tractor (voor- of
achteraanbouw). Zeker de bevestigingsbouten met veerstekkers.
4. Zet de tractor uit en beveilig deze tegen onbedoeld starten en
wegrollen.
5. Koppel de hydraulische slangleidingen vast, zie "Hydraulische
slangleidingen aankoppelen" vanaf pag. 60.
6. Plaats de bedieningsconsole en de houder op de tractor en sluit
deze aan, zie ook hoofdstuk "Opbouw en functie", pag. 49.
7. Voor ritten op de openbare weg moet een verlichtingsbalk
worden aangebracht, aangesloten en getest, als de eigen
verlichting van de tractor wordt afgedekt.
Afb. 7.1-1
kuilvoersnijder TopStar Plus