Constructie en werking
1
Constructie en werking
De pneumatische stoomomvormers type
3281-1 en type 3281-7 resp. type 3286-1
en 3286-7 bestaan uit het doorgangsventiel
type 3281 resp. hoekventiel type 3286 en
de pneumatische aandrijving type 3271 of
Typ 3277.
Het ventiel wordt in de pijlrichting door-
stroomd, daarbij bepaalt de stand van de
klep (3) de doorstroming langs de zitting (2)
en daarmee de druk p
De klep (3) wordt versteld door verandering
van de steldruk die inwerkt op het mem-
braan van de aandrijving (8).
De klepstang (6) met de klep wordt via de
koppeling (7) met de membraanstang (8.1)
van de aandrijving (8) verbonden en via
veerbelaste PTFE-V-ringpakkingen of natrek-
bare HT-pakkingen afgedicht.
Het koelwater wordt aan de stromingsverde-
ler (13) toegevoerd via de aansluitleiding
(5.5) en de gaten in het spanelement (13.1).
Na het doorstromen van de smoordoorlaat
tussen zitting en klep bereikt de stoom-
stroom de maximale snelheid en botst bij de
binnenste rand van de stromingsverdeler
(13) op het toegevoerde water. De stoom-
stroom en het meegevoerde water worden
in het nauwe gaasweefsel van de stromings-
verdeler opgedeeld en gemengd. Tegelijker-
tijd neemt de stoomsnelheid af. De daarbij
vrijkomende warmte wordt via het grote op-
pervlak van het gaas op het koelwater over-
gedragen en veroorzaakt een snelle ver-
4
EB 8251 NL
.
2
damping. Het stoom-water-mengsel verlaat
de stromingsverdeler als fijne nevel met een
hoog stoomaandeel. De restverdamping
wordt kort achter het stoomomvormventiel
afgesloten.
Veiligheidspositie:
Afhankelijk van de opstelling van de drukve-
ren (8.3) in de aandrijving heeft het regel-
ventiel twee verschillende veiligheidsposities:
Membraanstang door veerkracht uitgaand:
Bij vermindering van de steldruk of bij uitval
van de hulpenergie bewegen de veren de
membraanstang naar beneden en sluiten
het ventiel.
Bij een toenemende steldruk opent het ven-
tiel tegen de kracht van de veren in.
Membraanstang door veerkracht ingaand:
Bij vermindering van de steldruk of bij uitval
van de hulpenergie bewegen de veren de
membraanstang naar boven en openen het
ventiel.
Bij een toenemende steldruk sluit het ventiel
tegen de kracht van de veren in.