Ombouwen van de pneumatische klepstandsteller
Eindwaarde (bereik) bijv. 0,2 bar
3. Wanneer het aanvangsbereik is inge-
steld, het ingangssignaal met de drukin-
steller op 0,2 bar brengen. Bij een eind-
waarde van exact 0,2 bar moet de klep-
stang stilstaan en 100% slag hebben
doorlopen (houd de slagindicatie in de
gaten).
4. Wanneer de eindwaarde niet correct is
dan moet de stift (2) ter correctie als
volgt worden verschoven: Opnieuw 1
bar instellen en de Nulpuntschroef (4)
verdraaien tot de manometer de beno-
digde steldruk aanwijst (zie ook par.
3.1.2).
Indien er geen manometer aanwezig is,
in plaats daarvan het aanvangsbereik
op 0,97 bar instellen.
4.4 Vervangen van de meetveer
Wanneer het bereik moet worden gewij-
zigd of er moet worden overgegaan op
split-range bedrijf dan moet de meetveer
als volgt worden vervangen:
1. Schroef (7) op de meetveer uitschroeven,
inbusbout (5) losschroeven en de hef-
boom met as uittrekken.
2. Meetveer vervangen, hefboom met as
door de huls (3), de behuizing en het
aanslaghoekstuk (6.1) schuiven.
3. Meetveer met schroef (7) bevestigen.
4. Aanslaghoekstuk en as zo t.o.v. elkaar
verschuiven, dat schroef (5) op de afge-
vlakte locatie van de as aanligt. Schroef
(5) vastdraaien. Tussen hefboom (1) en
huls (3), plus de meetveer (6) en de be-
huizing moet daarbij een speling van
0,05 tot 0,15 mm worden aangehou-
den.
16
EB 8359-1 NL
5. Ombouwen van de pneumati-
sche klepstandsteller
De pneumatische klepstandsteller kan met
behulp van een ombouwset worden omge-
bouwd naar de elektropneumatische klep-
standsteller type 4763.
Bij de telkens benodigde i/p-bouwsteen
type 6109 of type 6112 (zie tabel 3, blz.
18) moeten de printplaten, de aansluitin-
gen en de bevestigingsschroeven als om-
bouwset worden geleverd.
Voor de naar type Typ 4763 omgebouwde
klepstandsteller geldt het inbouw- en bedie-
ningsvoorschrift EB 8359-2 .
1. Aansluitplaat (6) losmaken en met af-
dichtelement (7) uitnemen, slang (5) los-
trekken.
2. Aansluitnippel (4) uit de behuizing
draaien.
Bij type 6109:
3. i/p-module via steekverbinding op de
printplaat schuiven.
4. Afdichtelement (7) op de onderzijde in
de uitsparing van de printplaat plaat-
sen, zodanig dat de smoring met filter
(8) bij ingebouwde module (in fig. 14
gestippeld weergegeven) rechts boven
de binnenste van de twee gaten in de
behuizing (beluchting) ligt.
5. Module met twee en printplaat met één
schroef in de behuizing bevestigen,
aansluitend de kabelwartel (1) met af-
dichtring monteren.