Bediening
4.3 Instelling op het ventiel
4
De regelingang (input) via een insteller
en een controlemanometer met een pers-
luchtbron van max.
4
De hulpenergie-ingang (Spul 9) op de
toevoerlucht aansluiten.
4.3.1 Instelling van de luchtaan-
voer (volumesmoring Q) en de pro-
portionele band X
1. Volumesmoring (14) zover sluiten, als
toegestaan door de gewenste stelsnel-
heid. De stelsnelheid kan door het in-
drukken van de meetveer (6) tegen de
aanslag worden gecontroleerd.
2. Gewenste waarde op de ingang op ca.
50 % van uw bereik instellen, dan de
nulpuntsschroef verdraaien, tot de ven-
tielslag op ca. 50% staat.
Zul. Supply Alim.
Fig. 13 ⋅ Instelling van de X
14
EB 8359-1 NL
p
-smoring
P
Bij de instelling van de X
kening worden gehouden met de relatie tot
de voedingsdruk conform figuur 13. De
voorinstelling moet bij een X
liggen.
3. Neiging tot pendelen van de klepstang
door kortstondig indrukken van de meet-
veer (6) tegen de aanslag controleren.
De X
-moet zo klein mogelijk worden in-
p
gesteld, zonder dat doorschieten op-
treedt.
Belangrijk!
De instelling van de X
voor de instelling van het aanvangsbereik
worden vastgelegd. Bij verandering nader-
hand wordt het nulpunt verschoven!
Een nulpuntsverschuiving kan ook door wij-
ziging van de ingestelde voedingsdruk ont-
staan. Nulpuntsinstelling Zero eventueel on-
der bedrijfsomstandigheden van de installa-
tie controleren en indien nodig nastellen.
4.3.2 Instelling bij aandrijving:
membraanstang uitgaand FA
Belangrijk!
om te waarborgen dat op het regelventiel
de volledige sluitkracht kan werken moet de
membraankamer bij de onderste (werkings-
richting <<) en de bovenste (werkingsrich-
ting <>) waarde van de gewenste waarde
volledig zijn ontlucht. Bij werkingsrichting
direct << moet daarom het ingangssignaal
op een iets hogere aanvangswaarde van
0,23 bar worden ingesteld en bij een wer-
kingsrichting invers <> op een iets lagere
aanvangswaarde van 0,97 bar.
-smoring moet re-
p
van ca. 3 %
p
-smoring moet altijd
p