4. Bediening
4.1 Combinatie van klepstandstel-
ler en aandrijving
De combinatie van aandrijving, gewenste
waarde, werkingsrichting en montageposi-
tie is weergegeven in de figuren 6 t/m 9.
Iedere verandering naderhand, zoals bijv.
omkeren van de werkingsrichting van de re-
gelkring of verandering van de aandrijving
"membraanstang uitgaand" naar "mem-
braanstang ingaand" of omgekeerd bete-
kent ook een wijziging in de montageposi-
tie van de klepstandsteller.
Aandrijving: Membraanstang door veerkracht uitgaand FA
Hefboom (1) boven de plaat aanliggend
Fig. 6 ⋅ werkingsrichting << aanbouw links
Aandrijving: Membraanstang door veerkracht ingaand FE
Fig. 8 ⋅ werkingsrichting << aanbouw rechts
4.1.1 Vastleggen en wijzigen van
de werkingsrichting
Bij een toenemend ingangssignaal p
wenste waarde) kan de steldruk p
mend (werkingsrichting direct >>) of afne-
mend (werkingsrichting invers <>) zijn.
Hetzelfde gedrag ontstaat bij een afnemend
ingangssignaal, bij werkingsrichting direct
<< resulteert een afnemende steldruk en bij
werkingsrichting invers <> een toenemende
steldruk.
Op de tuit (10.2) bevinden zich markerin-
gen voor de werkingsrichting (<< en <>).
1
Fig. 7 ⋅ werkingsrichting <> aanbouw rechts
Fig. 9 ⋅ werkingsrichting <> aanbouw links
2
1
Hefboom (1) onder de plaat aanliggend
Bediening
(ge-
e
toene-
st
11
EB 8359-1 NL