FUNCTIES
Neerlaten
De 2 cilinders voor het optillen worden
ingeschoven en laten zo de arm en het werktuig
neer.
Zonder parallelgeleiding blijft de hoek tussen arm
en werktuig onveranderd, zodat de uitrichting van
het werktuig wordt veranderd.
Met parallelgeleiding verandert de hoek tussen
arm en werktuig, zodat het werktuig zijn
oorspronkelijke uitrichting behoudt.
Voor de beweging van het werktuig
zie 4.5 Parallelgeleiding (FZ, FZ-L).
Scheppen
De 2 werktuigcilinders worden ingeschoven en
zwenken zo het werktuig omhoog. Het werktuig
schept.
B58FZ2 0000000186 NL 003
2
2
3
3
Fig. 26
Neerlaten-functie
Legenda
1
Hefcilinder links
2
Arm
3
Werktuig
1
1
2
2
Fig. 27
Scheppen-functie
Legenda
1
Werktuigcilinder links en rechts
2
Werktuig
1
1
B01K
B01L
42