Beschadigde banden
Controleer alle banden op:
- sneden, inkepingen en barsten in
de banden.
- bulten of bobbels aan de kant van
de band of op het loopvlak.
- nagels of andere vreemde voorwer-
pen in de kant van de band of op
het loopvlak.
- luchtlekken (sissend geluid) door
een slecht passende velg of een
defect bandventiel.
In alle voornoemde gevallen moet u
de band zo snel mogelijk door een
erkende Can-Am On-Road dealer laten
herstellen of vervangen.
Slijtage van het bandprofiel
Controleer de minimale profieldiepte
aan de hand van de loopvlakslijtage-
indicatoren (harde rubberstaven die in
de basis van het loopvlak zijn gegoten;
1 in de onderstaande figuur).
troleer het bandprofiel over het hele
loopvlak op drie plekken:
- buitenste rand
- midden
- binnenste rand.
De
loopvlakslijtage-indicatoren
worden zichtbaar over die delen
waar het loopvlak tot op de minimale
profieldiepte is afgesleten.
minstens één van de loopvlakslijtage-
indicatoren zichtbaar wordt over het
loopvlak, moet u de band zo snel
mogelijk door een erkende Can-Am
On-Road dealer laten vervangen.
rmo2008-001-041_a
SLIJTAGE VAN HET BANDPROFIEL
1.
Loopvlakslijtage-indicator
A.
Passende profieldiepte
B.
Minimale profieldiepte, vervang de band
Ongelijke slijtage op banden is nor-
maal, afhankelijk van hoe met het voer-
tuig wordt gereden en van de toestand
van het wegdek. De buitenste en bin-
nenste randen van de voorwielen en
het middelste profiel van de achter-
band slijten ongelijk af naargelang met
het voertuig rustig of agressief wordt
gereden.
Banden verwisselen
Con-
Verwissel de voorbanden van plaats
als deze een profieldiepte bereiken van
4 mm (5/32 in). Zo gaan de banden het
langst mee.
De banden zijn ontworpen om
slechts in één bepaalde richting te
draaien. Verwissel de linkse en
Als
rechtse voorwielen niet. U moet de
banden van de wielen nemen om ze
van plaats te kunnen verwisselen.
Als een band aan de verkeerde
kant is gemonteerd, krijgt u minder
tractie en kan het voertuig minder
bestuurbaar zijn.
ONDERHOUDSPROCEDURES
WAARSCHUWING
131