AF-bereik vallen, worden geel afgebeeld.
3. Druk nogmaals op de C2 (Custom 2)-knop en bepaal de opnameafstand.
Het beperkte gebied blijft afgebeeld.
De scherpstelgebieden van het onderwerp die binnen de ingestelde afstand vallen,
worden geel afgebeeld.
De functie AF-bereikregeling afsluiten
Druk nogmaals op de C2 (Custom 2)-knop.
Hint
Nadat de scherpstelling is ingesteld op het gewenste onderwerp, beperkt u het AF-bereik
zodanig dat de scherpstellingsindicator van de lens
Stel het AF-bereik in op binnen of buiten de beperkte waarde terwijl u naar het gele
scherpstelgebied kijkt.
Opmerking
[AF-bereik regeling] kan niet worden gebruikt in de handmatige scherpstellingsfunctie of
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Als u de lens verandert, wordt het ingestelde AF-bereik teruggesteld.
Als u een lens gebruikt die is uitgerust met een scherpstellingsbereik-beperkingsfunctie,
mag u de functie [AF-bereik regeling] van de camera niet tegelijkertijd gebruiken. Gebruik
de functie van de lens of van de camera.
Als u een lens gebruikt die niet is uitgerust met een afstandscodeerder, wordt de
opnameafstand niet afgebeeld.
De waarde van de opnameafstand is een schatting.
De ingestelde waarde van het AF-bereik, de waarde van de opnameafstand en het
daadwerkelijke scherpstellingspunt kunnen iets verschillen.
Het werkelijk ingestelde AF-bereik en de gele gids van het scherpstelgebied komen
mogelijk niet overeen.
Het scherpstelgebied wordt mogelijk niet geel afgebeeld wanneer de lens niet goed kan
scherpstellen.
Wanneer de belichting niet sterk genoeg is, of er niet veel contrast in het onderwerp zit,
zoals bij monotone en vlakke onderwerpen, wordt het gele scherpstelgebied mogelijk niet
afgebeeld. In dat geval gebruikt u de contouren van het onderwerp als richtlijn.
[88] Hoe te gebruiken
Sluiterontspan.
De opnamefuncties gebruiken
binnen het ingestelde bereik valt.
Scherpstellen