SYMBOOL
PROBLEEM
(1)
De brander start niet
De brander start niet en vergren-
delt
De brander start maar stopt bij
maximale opening van de luchtklep
De brander start en
P
schakelt in veiligheidsstop
De brander start en
schakelt in veiligheidsstop
De brander blijft in voorventilatie
Na de voorventilatie en de
1
beveiligingstijd gaat de
brander in veiligheid
zonder vlamontsteking
De brander vergrendelt na aan-
slaan van de vlam
De brander blijft het
startprogramma herhalen
zonder te vergrendelen
De brander vergrendelt, zonder
aanduiding van een symbool
Tijdens de werking schakelt
de brander in veiligheidsstop
De brander schakelt na het
doven in veiligheidsstop
Ontsteking met schokken
(1) De branderautomaat 12)(A)p.8 heeft een schijf die draait tijdens het startprogramma, die zichtbaar is vanuit het venstertje van het signalisatielampje van de ver-
grendeling. Als de brander niet start of stilvalt vanwege een defect, dan verschijnt op het venstertje het type interventie.
(2) De zekering bevindt zich in het achterste deel van branderautomaat 12)(A)p.8. Er is een reserve-zekering voorzien. Breek hiervoor het lipje waarmee deze is
vastgemaakt op het paneel.
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden om schade aan de installatie
te vermijden. Als de brander de derde maal vergrendeld wordt, moet de assistentiedienst gecontacteerd worden.
OPGELET
Indien de brander nog wordt vergrendeld of andere defecten vertoont, mogen de ingrepen uitsluitend uitgevoerd worden door
bevoegd verklaard en gespecialiseerd personeel, volgens de aanduidingen in deze aanwijzingen en in overeenstemming met de
normen en de wetsbepalingen.
GEVAAR
WAARSCHIJNLIJKE OORZAAK
1
- Geen stroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Schakelaars uitschakelen - aansluitingen con-
2
- De begrenzingsthermostaat TL open . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen of vervangen
3
- De veiligheidsthermostaat TS open . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen of vervangen
4
- Branderautomaat gaat in veiligheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Branderautomaat ontgrendelen
5
- Smeltzekering branderautomaat is doorgeslagen. . . . . . . . Vervangen
6
- Slechte elektrische verbindingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controleren
7
- Defecte branderautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
8
- Gebrek aan gas. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Handbediende kraan tussen gasteller en gas-
9
- Te lage gasdruk in net (voor gasteller) . . . . . . . . . . . . . . . . Zich wenden tot het GASBEDRIJF
10 - Min.gasdrukschakelaar sluit niet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen of vervangen
11 - Luchtdrukschakelaar staat in werkingsstand . . . . . . . . . . . Afstellen of vervangen
12 - Het contact van de nok II van de servomotor . . . . . . . . . . . Nok II afstellen of servomotor vervangen
klemmen 11-8 branderautomaat, activeert niet
13 - Vlamsimulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Branderautomaat vervangen
14 - Magneetschoepen motor defect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
15 - Elektrische motor defect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
16 - De veiligheidsstop van de motor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Thermisch relais ontgrendelen na herstellingen
treedt in werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . drie fasen
17 - Het contact van de nok I van de servomotor. . . . . . . . . . . . Nok I afstellen of servomotor vervangen
klemmen 9-8 branderautomaat, activeert niet
Luchtdrukschakelaar schakelt niet om door onvoldoende luchtdruk:
18 - Slecht geregelde luchtdrukschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen of vervangen
19 - Het buisje van het drukmeetpunt van de drukschakelaar . . Schoonmaken
is verstopt
20 - Slecht afgestelde verbrandingskop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen
21 - Het vlambewakingscircuit is defect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Branderautomaat vervangen
22 - Het contact van de nok III van de servomotor. . . . . . . . . . . Nok III afstellen of servomotor vervangen
klemmen 10-8 branderautomaat, activeert niet
23 - De elektromagnetische VR afsluiter laat te weinig gas door . . Gasdebiet verhogen
24 - Elektromagnetische VR of VS afsluiter gaat niet open . . . . Spoel of paneel voor gelijkrichting vervangen
25 - Te lage gasdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verhogen aan regelaar
26 - Slecht afgestelde ontstekingselektrode. . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen, zie fig. (C)p.7
27 - Elektrode aan de massa isolatie defect . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
28 - Hoogspanningkabel defect of aan aarding . . . . . . . . . . . . . Vervangen
29 - Hoogspanningskabel vervormd door hoge temperaturen . . Vervangen en afschermen
30 - Ontstekingstransformator defect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
31 - Slechte elektrische verbindingen van de kleppen of transformator. Controleren
32 - Branderautomaat defect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
33 - Een klep voor de gasstraat blijft gesloten . . . . . . . . . . . . . . Openen
34 - Lucht in de leidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ontluchten
35 - De elektromagnetische VR afsluiter laat te weinig gas door . . Gasdebiet verhogen
36 - Slecht afgestelde ionisatiesonde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen, zie fig. (C)p.7
37 - Elektrische aansluiting van de sonde is slecht uitgevoerd . Opnieuw aansluiten
38 - De ionisatiestroom is te zwak (minder dan 6 µA) . . . . . . . . Stand van de sonde controleren
39 - Sonde in verbinding met de aarding . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verwijderen of de kabel vervangen
40 - Max. gasdrukschakelaar treedt in werking . . . . . . . . . . . . . Afstellen of vervangen
41 - Branderautomaat defect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
42 - De gasdruk ligt dichtbij de waarde waarop de . . . . . . . . . . De druk waarop de min
min. gasdrukschakelaar geregeld is. Door een
plotse en herhaalde daling van de druk na
opening van de klep gaat de drukschakelaar
tijdelijk openm de klep sluit
onmiddellijk en de brander valt stil.
De druk stijgt opnieuw, de drukschakelaar sluit
en de startcyclus wordt herhaald, enz...
43 - Vlamsimulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Branderautomaat vervangen
44 - Sonde of ionisatiekabel in verbinding met de aarding . . . . Defecte delen vervangen
45 - Defecte luchtdrukschakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangen
46 - Max. gasdrukschakelaar treedt in werking . . . . . . . . . . . . . Afstellen of vervangen
47 - Vlam in de branderkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vlam verwijderen
of vlamsimulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . of branderautomaat vervangen
48 - echt afgestelde verbrandingskop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen, zie p.8
49 - Slecht afgestelde ontstekingselektrode. . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen, zie fig. (C)p.7
50 - Slecht afgestelde luchtklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen
51 - Vermogen bij de ontsteking te hoog . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verminderen
19
AANGERADEN OPLOSSING
troleren
(2)
straat openen
gasdrukschakelaar in werking treedt
verlagen.
Patroon van de gasfilter vervangen