Echolood gebruiken
Het echolood instellen
In het scherm Echoloodinstelling kunt u de instellingen voor alle
echoloodschermen definiëren en instellen.
Selecteer in het startscherm Echolood > Echoloodinstelling.
Schuifsnelheid: hiermee past u de snelheid aan waarmee het echolood van rechts
naar links schuift (Ultrascroll
, Snel, Middelmaat, of Langzaam). Als u een
™
transducer met snelheidsmeting gebruikt, selecteert u automatisch, zodat de
schuifsnelheid automatisch wordt aangepast aan de watersnelheid van uw boot.
Oppervlak ruis: hiermee kunt u de opgevangen echoloodsignalen nabij het
wateroppervlak weergeven of verbergen. Als u de oppervlakteruis verbergt,
wordt de weergave overzichtelijker.
dieptelijn: als u snel een bepaalde diepte wilt zien (Toon of verberg). Als u de
diepte van de referentielijn wilt zien, selecteert u Toon en vervolgens drukt u op
de pijl omhoog of omlaag van de tuimelschakelaar.
a-Scope: hiermee geeft u rechts op het scherm een verticaal flitserscherm weer.
gegevensbalken: hiermee kunt u de diepte, watertemperatuur, watersnelheid (als
de transducer hiervoor geschikt is), accuspanning, kruissnelheid, navigatie en de
kompaslijn verbergen of weergeven (pagina 9).
OpMErKiNg: als u de watertemperatuur of watersnelheid wilt weergeven,
dient de aangesloten transducer geschikt te zijn voor het meten van de
temperatuur, de watersnelheid of allebei. Selecteer auto om de waarden weer te
geven.
60
presentatie: hiermee kunt u de weergave van vissymbolen, de wittelijn en het
kleurenschema voor het echolood aanpassen.
• vissymbolen: hiermee stelt u in hoe het echolood zwevende doelen
interpreteert.
◦ Selecteer
om zwevende doelen weer te geven als symbolen met
echoloodgegevens op de achtergrond.
◦ Selecteer
om zwevende doelen weer te geven als symbolen met
echoloodgegevens op de achtergrond en diepte-informatie over de
doelen.
◦ Selecteer
om zwevende doelen weer te geven als symbolen.
◦ Selecteer
om zwevende doelen weer te geven als symbolen met
diepte-informatie over de doelen.
• wittelijn: hiermee worden de sterkste van de bodem opgevangen signalen
gemarkeerd om de hardheid of zachtheid aan te geven.
◦ Uit (standaardinstelling): wittelijn wordt uitgeschakeld.
◦ Hoog: de meest gevoelige instelling. Vrijwel alle sterke retoursignalen
worden wit gemarkeerd weergegeven.
GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding