•
Als u tevreden bent met de plaatsing van de autobegeleidingslijn,
MEnU
navigatieopties
selecteer dan
>
naar stap 11.
•
Als de automatische begeleidingslijn te dicht bij bekende obstakels
is geplaatst, selecteert u
Configureer
Autobegeleiding
>
Afstand kustlijn
•
Als de koerswijzigingen in de automatische begeleidingslijn te
omslachtig zijn, selecteert u
Autobegeleiding
Afstand kustlijn
>
8. Als u in stap 7 nabij of Ver hebt gekozen, controleer dan de plaatsing van de
autobegeleidingslijn. Bepaal of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat
en of de route met koerswijzigingen een efficiënte route is.
9. Voer een actie uit:
•
Als u tevreden bent met de plaatsing van de autobegeleidingslijn,
selecteer dan
MEnU
>
navigatieopties
naar stap 11.
•
Als de automatische begeleidingslijn te dicht bij bekende obstakels is
geplaatst, selecteer dan
Configureer
Autobegeleiding
>
Afstand kustlijn
•
Als de koerswijzigingen in de automatische begeleidingslijn te
omslachtig zijn, selecteer dan
Autobegeleiding
>
Afstand kustlijn
GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding
navigatie
stoppen. Ga door
>
>
Voorkeuren
>
navigatie
>
Ver
in het startscherm.
Configureer
>
Voorkeuren
>
navigatie
nabij
>
in het startscherm.
>
navigatie
stoppen. Ga door
>
Voorkeuren
>
navigatie
>
Verst
in het startscherm.
Configureer
>
Voorkeuren
>
navigatie
>
Dichtstbijzijnd
in het startscherm.
10. Als u in stap 9 Dichtstbijzijnd of Verst hebt gekozen, controleer dan de
plaatsing van de autobegeleidingslijn. Bepaal of de lijn veilig om bekende
obstakels heen gaat en of de route met koerswijzigingen een efficiënte
route is.
>
11. Herhaal stap 1 t/m 10 in ieder geval nog één keer. Hanteer daarbij elke keer
een andere afstand tot u bekend bent met de functionaliteit van de instelling
voor Afstand kustlijn.
>
Communicatie-instellingen configureren
Als u de communicatie-instellingen wilt wijzigen, dient u in het startscherm
Configureer
>
Communicatie
Seriële poort 1: configureer de invoer-/uitvoerindeling die voor seriële poort 1
moet worden gebruikt wanneer u uw kaartplotter aansluit op externe NMEA-
toestellen, een computer of andere Garmin-toestellen.
• garmin datatransfer: biedt ondersteuning voor de in- of uitvoer van
Garmin-gegevens voor communicatie met de Garmin-software.
• NMEa-standaard: ondersteunt de in- en uitvoer van standaard NMEA
>
0183-gegevens en DSC, en ondersteunt NMEA-invoer van de DPT-, MTW-
en VHW-telegrammen voor echolood.
>
• Hoge snelheid NMEa: ondersteunt de in- of uitvoer van standaard
0183-gegevens voor de meeste AIS-ontvangers.
De kaartplotter configureren
te selecteren.
51