Hoofdstuk 4
Het apparaat configureren (Mac OS)
U kunt het apparaat aansluiten op een enkele Macintosh met behulp van een USB-
kabel, maar u kunt het ook delen met andere gebruikers op een netwerk.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding
•
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op de computer.
2. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram van de cd
op het bureaublad en dubbelklik op het installatiepictogram. U kunt ook de map
Installer op de Starter-cd zoeken.
3. Klik op Software installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Deel het apparaat, indien nodig, met andere Macintosh-gebruikers.
•
Directe verbinding: Deel het apparaat met andere Macintosh-gebruikers.
Raadpleeg
informatie.
•
Netwerkverbinding: Afzonderlijke Macintosh-gebruikers die het apparaat via
het netwerk willen gebruiken, moeten de apparaatsoftware op hun computers
installeren.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
Wanneer het apparaat rechtstreeks is aangesloten, kunt u het met andere computers
delen door middel van een eenvoudig soort netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk
wordt genoemd. Gebruik deze configuratie uitsluitend voor kleine groepen of bij een
beperkt gebruik. De aangesloten computer gaat trager werken als veel gebruikers op
het apparaat afdrukken.
Voor het delen van het apparaat in een Macintosh-omgeving is ten minste het
volgende vereist:
•
De Macintosh-computers moeten in het netwerk communiceren via TCP/IP en
moeten een IP-adres hebben. (AppleTalk wordt niet ondersteund.)
•
Het gedeelde apparaat moet verbonden zijn met een ingebouwde USB-poort op
de Macintosh-hostcomputer.
•
Op de hostcomputer en de clientcomputers die het gedeelde apparaat gebruiken,
moet software voor het delen van een apparaat en het stuurprogramma of PPD
voor het apparaat geïnstalleerd zijn. (U kunt de software voor het delen van het
apparaat en de bijbehorende Help-bestanden installeren via het
installatieprogramma.)
44
Configureren en beheren
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
voor meer