26 Installatie- en gebruikershandleiding Global Console Manager
In de volgende tabel worden de opties in het scherm Instell. weergegeven.
Tabel 3.3: Instellingsfuncties voor het beheren van steeds terugkerende taken voor de doelapparaten
Optie
Menu
Beveiliging
Vlag
Taal
Apparaten
Namen
Toetsenbord
Broadcasten
Scannen
Voorrang nemen
Netwerk
Namen doelapparaten toewijzen
Gebruik het scherm Namen om afzonderlijke doelapparaten aan te duiden met een naam in plaats
van een poortnummer. De namenlijst staat altijd gesorteerd op poortnummer. Namen worden in de
CO-kabel opgeslagen, dus ook als u de kabel of het doelapparaat naar een andere ARI-poort
verplaatst, worden de naam en configuratie nog herkend door het toestel. Als het doelapparaat is
uitgeschakeld, kunt u de naam van de CO-kabel niet wijzigen.
Doel
Sorteer de lijst met doelapparaten op de naam, het eID-nummer of het poortnummer.
U kunt een schermvertraging instellen door de tijdsduur op te geven tussen het
moment dat u op Print Screen drukt en het opstarten van de OSCAR-interface.
Hiermee kunt u wachtwoorden instellen om de toegang naar de doelapparaten te
beperken. De screensaver activeren.
Hiermee wijzigt u de eigenschappen van de weergave, bijv. de timing, kleur en plaats
van de statusvlag.
Hiermee selecteert u de taal waarin de interface wordt weergegeven.
Om het aantal poorten op te geven op het aangesloten, trapsgewijze toestel.
U kunt aan elk doelapparaat een naam toewijzen.
Om de toetsenbordlandcode aan te geven.
Hiermee kunt u meerdere doelapparaten tegelijk beheren met behulp van
toetsenbord- en muisacties.
Hiermee kunt u een scanpatroon instellen voor maximaal 16 doelapparaten.
Hiermee kunt u de instellingen voor voorrang aangeven.
Hiermee geeft u de netwerksnelheid en -configuratie, het IP-adres, het netmasker en
de gateway voor het switch-systeem aan.