Algemene veiligheidsinstructies
4
het regelventiel mag alleen door vakkundig en geschoold personeel, reke-
ning houdend met de erkende regels der techniek, worden ingebouwd, in
bedrijf worden genomen en worden onderhouden. Daarbij moet worden
gewaarborgd, dat personeel of derden niet in gevaar komen. De in dit
voorschrift opgenomen waarschuwingen, vooral v.w.b. de inbouw, de inbe-
drijfname en het onderhoud, moeten absoluut worden aangehouden.
4
De regelventielen voldoen aan de eisen van de Europese richtlijn
97/23/EG. Bij ventielen die zijn voorzien van de CE-markering, geeft de
CE-conformiteitsverklaring uitkomst over de gekozen beoordelingsmethode.
De betreffende conformiteitsverklaring staat op aanvraag ter beschikking.
4
Voor een correct gebruik moet worden gewaarborgd dat het regelventiel al-
leen daar wordt toegepast, waar de bedrijfsdruk en de temperaturen die
waarden, welke ten grondslag lagen aan de bestelling, niet overschrijden.
Voor schade die ontstaat door extern krachten of andere externe invloeden
is de leverancier niet verantwoordelijk. ! Gevaren die kunnen ontstaan aan
het regelventiel door het medium, de bedrijfsdruk, de steldruk en bewegen-
de onderdelen , moeten met daarvoor geschikte maatregelen worden voor-
komen.
4
Deskundig transport en correcte opslag van het regelventiel is een absolute
voorwaarde.
Belangrijk!
4
Bij de inbouw en onderhoudswerkzaamheden aan het regelventiel moet
worden gewaarborgd, dat het betreffende deel van de installatie drukloos
wordt gemaakt en afhankelijk van het medium ook wordt geleegd. Afhanke-
lijk van het toepassingsgebied moet het ventiel voor aanvang van de werk-
zaamheden worden afgekoeld of opgewarmd naar omgevingstemperatuur.
4
Bij werkzaamheden aan het ventiel moet worden gewaarborgd, dat de
pneumatische voeding en het regelsignaal zijn onderbroken resp. vergren-
deld, om gevaar door bewegende onderdelen van het regelventiel te voor-
komen.
4
Bij regelventielen die zijn uitgevoerd met voorgespannen aandrijfveren moet
bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan. Deze aandrijvingen zijn met
een sticker gemarkeerd en ook herkenbaar aan de drie verlengde schroeven
aan de onderkant van de aandrijving. Bij werkzaamheden aan het ventiel
moet eerst de kracht van de veervoorspanning worden opgeheven.
Veiligheidsinstructies
3
EB 8015