Installatie-instellingen
Wanneer de stuurautomaat door de fabriek wordt geleverd en ALTIJD NADAT EEN RESET
VAN DE STUURAUTOMAAT IS UITGEVOERD, staan alle installatie-instellingen ingesteld op
de fabrieksinstellingen (standaardwaarden). Er wordt een melding weergegeven en een
volledige setup dient te worden uitgevoerd.
¼ Opmerking:
de installatie-instellingen kunnen alleen worden geopend in de modus
Standby.
Waarschuwing:
voerd als onderdeel van de inbedrijfstelling van het stuurautomaatsys-
teem. Als dit niet correct gebeurt, kan het zijn dat de stuurautomaat niet
goed functioneert!
¼ Opmerking:
de proefvaartinstellingen zijn afhankelijk van succesvolle voltooiing van de
kade-instellingen.
Kade - Aandrijfsysteem
Aandrijfunits moeten worden geconfigureerd en gekalibreerd voordat ze kunnen worden
gebruikt.
In het dialoogvenster voor het configureren van het aandrijfsysteem worden alle aandrijfunits
vermeld die beschikbaar zijn in het netwerk.
In de volgende secties komt het volgende aan bod: de ingebruikneming voor een vaartuig
met één roer dat wordt aangedreven door een AC70-computer, en een elektromagnetisch
bediende tunnel-thruster die wordt aangestuurd door een SD80-computer.
Configuratie en kalibratie van het roer
Selecteer de AC70-aandrijving en druk op de toets MENU, de toets met de pijl naar rechts of
1.
de stuurboordtoets om verder te gaan naar het dialoogvenster voor het configureren van de
AC70
2.
Selecteer relevante instellingen voor Aandrijfspanning,
Roerstandgever
3.
Roerstandgever kalibratie
Selecteer de optie
4.
Voer aan de hand van de aanwijzingen de procedure voor het kalibreren van de
roerstandgever volledig uit
Roerkalibratie
5.
Selecteer de optie
6.
Kalibreer het roer aan de hand van de aanwijzingen
Systeemconfiguratie |
AP60 Bedieningshandleiding
de installatie-instellingen dienen te worden uitge-
Drive inschakelen
en
| 31