Profiel selecteren
De stuurautomaat heeft twee verschillende profielen die kunnen worden gekoppeld aan
verschillende werkmodi.
De naam van het gebruikte profiel wordt weergegeven in het paneel met de status van de
modus.
¼ Opmerking:
als het type boot staat ingesteld op
automatisch op basis van de ingestelde overgangssnelheid en de snelheid van de boot. Zie
"Overgangssnelheid" op pagina 34.
Als het type boot staat ingesteld op
•
In de modus STANDBY: druk op de toets
AUTO
en het profiel WORK.
•
AUTO, NAV
In de modi
NORMAL
en het profiel WORK.
profiel
Meldingen bevestigen
Wanneer er zich een alarmsituatie voordoet, wordt het alarmpictogram actief en wordt in een
dialoogvenster de oorzaak van het alarm aangegeven.
Druk op de stuurboordtoets om een alarm of een waarschuwing te bevestigen. Het geluid
wordt daarmee uitgeschakeld en het dialoogvenster voor het alarm wordt gesloten.
Het pictogram blijft actief en het alarm of de waarschuwing blijft in de alarmlijst staan zolang
de alarmsituatie zich blijft voordoen.
De thruster gebruiken
Indien het vaartuig is uitgerust met een thruster, kan deze worden aangesloten op de
stuurautomaat. De thruster kan worden geconfigureerd voor de profielen
WORK. Het gebruikte profiel bepaalt vervolgens of alleen het roer of het roer en de thruster
worden gebruikt.
Twee instellingen bepalen hoe de thruster door de stuurautomaat wordt gebruikt. Zie de
beschrijving in:
•
"Boegschroef bepaalde snelheid" op pagina 35
•
"Thruster hulp" op pagina 38.
De thruster activeren en deactiveren
U kunt handmatig de thruster in- en uitschakelen door op de toets
deze toets ingedrukt te houden. Tijdens het ingedrukt houden van de toets wordt er een
pop-upvenster met een schuifbalk weergegeven.
Basisbediening |
AP60 Bedieningshandleiding
Planing
Disp
(Displacement), selecteert u het profiel handmatig:
WORK
om over te schakelen naar de modus
WORK
x1
en NODRIFT: druk op de toets
WORK
x1
of Waterjet, verandert het profiel
WORK
om te schakelen tussen het
NORMAL
WORK
te drukken en
en
| 11