8 |
Als de stuurautomaat wordt bediend vanaf een andere unit, wordt het passieve pictogram
weergegeven in het modusindicatieveld.
Als de stuurautomaat wordt uitgeschakeld door een externe systeemschakelaar, wordt de
modusindicatie vervangen, zoals hieronder aangegeven.
Passieve besturingsunit
Dialoogvensters
Vensters voor gebruikersinvoer en voor weergave van informatie aan de gebruiker.
Snelmenu's
Modusafhankelijk menu, dat wordt geopend door de te drukken op de toets MENU. In de
snelmenu's staan de meest gebruikte instellingen voor de actieve modus. De inhoud van het
menu is afhankelijk van de stuurautomaatmodus.
De modi Standby, FU en NFU
Instellingenmenu's
Menu's voor het installeren en instellen van het systeem. De menu's worden geactiveerd via
het snelmenu of door twee keer op de toets
Lijst met afkortingen
In de volgende tabel staan de afkortingen die worden gebruikt op het display van de
stuurautomaat. Zie "De bedrijfsmodi" op pagina 12 voor meer informatie.
BWW
Peiling van waypoint naar waypoint
COG
Grondkoers
CRS
Koers
CTS
Stuurkoers
DTW
Afstand tot waypoint
HDG
Vaarrichting
MAN
Handmatig (snelheidsinvoer)
SOG
Grondsnelheid
STW
Snelheid door water
WPT
Waypoint (gevolgd door naam of nummer van waypoint)
XTD
Crosstrack-afstand (voorheen XTE)
Inleiding |
AP60 Bedieningshandleiding
Stuurautomaat uitgeschakeld door een externe
systeemschakelaar
De modi AUTO en NoDrift
MENU
te drukken.
De modus NAV