Installatie-, gebruikers- en onderhoudshandleiding
10.
Storing analyse
Temperatuurvariaties resulteren, in een afgesloten volume, in drukverschillen (ca. 3
mbar/°C). Hierbij moet rekening gehouden worden bij bepaling van de sluitdruk (in
het bijzonder bij lage drukken).
Algemeen kan men stellen dat een grote inwendige lekkage meestal zijn oorzaak in de regelaar
heeft, en dat kleine lekkages meestal zijn oorzaak in de stuurdrukregelaar heeft.
Storing
De
regelaar
staat
pendelen (trillen) bij een afname
met een gemiddeld laag volume
Regelaar sluit niet volledig,
sluitdruk te hoog
Druk in de uitlaat blijft stijgen
door disfunctioneren
stuurdrukregelaar
Druk in de uitlaat blijft stijgen
door disfunctioneren
veiligheidsafslagklep
Druk in de uitlaat blijft stijgen
door disfunctioneren regelaar
snel
te
1. Controleer of er geen onderdelen uitgewisseld zijn waar
restricties in zitten (restricties zorgen voor demping). Bij een
afname met een hoog volume zal het ontbreken van restricties
minder invloed hebben.
2. De afstelling van de stuurdrukregelaar is ontregeld. Opnieuw
inregelen volgens paragraaf 6.2, behorende bij hoofdstuk 6.
3. Rolmembraan van de regelaar is getordeerd (geweest).
4. Weerstand op de klepas van de regelaar.
5. Golfreflecties vanuit het uitlaatgedeelte naar de regelaar,
verstoringen (b.v. water in leiding) elimineren.
Opmerking: een zaagtandvormige pendelbeweging is het gevolg van
interne weerstand op de lagering. Het niet aanhouden van de montage
voorschriften (zie hoofdstuk 4) kan de werking nadelig beïnvloeden.
Controle volgorde:
1. van regelaar pilot leiding Pm verwijderen en afstoppen (voor
Pm, zie sticker op regelaar).
Indien de druk te hoog blijft, dan zit de oorzaak niet in de
stuurdrukregelaar, maar in de regelaar of de
veiligheidsklepafsluiter.
2. veiligheidsklepafsluiter sluiten.
Blijft de druk in het uitlaatgedeelte toenemen dan is de oorzaak
in de veiligheidsklepafsluiter te vinden*. Indien de druk niet
meer toeneemt, dan is de regelaar de oorzaak van het
disfunctioneren, (zie 3 onderstaande storingen).
*Theoretisch is het mogelijk dat in de regelaar zowel de
drukvereffeningsleiding alsmede de klep gelijktijdig lekken
Dit is te controleren door de veiligheidsklepafsluiter te isoleren d.m.v.
het ontkoppelen van de beïnvloedingsleiding.
Als er een beschadiging of vuil aanwezig is in de toestroomklep (zie
paragraaf 8.5.), dan kan dit voor lekkage zorgen. Hierdoor neemt de
stuurdruk toe.
1. Er is een verbinding tussen de inlaat en de veiligheidsafslagklep,
waardoor gas via de beïnvloedingsleiding kan lopen naar de
uitlaat. O-ring lekt waardoor er gas langs de as naar de
beïnvloedingsleiding kan stromen.
2. De klep sluit niet goed aan op de zitting, waardoor er gas langs
kan stromen. (Beschadiging zitting en/of kleprubber).
1.
De klep sluit niet goed aan op de zitting, waardoor er gas langs
kan stromen. (Beschadiging zitting en/of kleprubber).
2.
De drukvereffeningsleiding veroorzaakt lek (ventiel sluit niet).
3.
Er zit een scheur in het rolmembraan, waardoor gas met de
inlaatdruk via de procesleiding naar de uitlaat kan stromen.
DDD3001MHNL/11-2021/rev.A6
Analyse
RS350S PN10
50