Installatie-, gebruikers- en onderhoudshandleiding
9.9.
Controle geregelde uitlaatdruk waarde regelaar
Laat de regelaar regelen (klein volume) met de inregelkraan bijna dicht, op de gewenste uitlaatdruk.
De uitlaatdruk mag periodiek iets variëren:
Controleer dat de regelaar, bij het openen van de inregelkraan, op de gewenste uitlaatdruk blijft.
Sluit vervolgens de inregelkraan en open de uitlaatafsluiter, opdat de regelaar aan het net kan
leveren. Contoleer vervolgens of de regelaar naar behoren op het net reageert.
30 mbar regelaars zijn zeer gevoelig voor de instelling, geef de regelaar gelegenheid
zich te stabiliseren door b.v. een 15 minuten te wachten. Het kan voorkomen dat deze
regelaar nog iets nagesteld moet worden.
Opmerking: indien de regeling niet stabiel is, kan het noodzakelijk zijn de stuurdrukregelaar na te
stellen (zie paragraaf 6.2.).
± 2.5 % van Pd bij Pd>50 mbar (AC2,5)
± 5.0 % van Pd bij Pd< 50 mbar (AC5)
DDD3001MHNL/11-2021/rev.A6
RS350S PN10
49