Installatie-, gebruikers- en onderhoudshandleiding
7.2.
Controle na onderhoud
Na onderhoud dient de regelaar op functioneren gecontroleerd te worden.
In hoofdstuk 9 worden de hieronder opgesomde controles gedetailleerd beschreven.
Onderstaande stappen dienen doorlopen te worden:
Alle losgenomen aansluitingen op juistheid controleren.
•
Controle van alle bouten en moeren opdat deze correct aangedraaid zijn.
•
Nadat in- en uitlaatdruk in overeenstemming zijn de met regelaar specificaties, de
•
inlaatafsluiter openen (zie ook hoofdstuk 5.1.).
Alle deelnaden controleren op lekdichtheid.
•
Stuurdrukregelaar instellen op gewenste uitlaatdruk (zie figuur 4, positie A).
•
Indien nodig de regelaar afregelen, opdat deze stabiel (zonder pendelen) levert (zie ook
•
paragraaf 6.2.).
Controleer de sluitdruk.
•
Controleer de werking van de veiligheidsafslagklep, en stel deze zo nodig af op de gewenste
•
afslagwaarde.
Open de uitlaatafsluiter en controleer de werking van de regelaar op het net.
•
8.
Service en revisie
De gasdrukregelaar type RS350S bestaat uit drie hoofdsamenstellingen, te weten regelaar,
stuurdrukregelaar en veiligheidsafslagklep. Per samenstelling is in dit hoofdstuk aangeven welke
handelingen doorlopen moeten worden en welke onderdelen daarbij nodig zijn.
8.1.
Samenstelling regelaar DN50
Voor alle typen gelden de onderstaande voorschriften voor het samenstellen van de regelaar.
Figuur 8
DDD3001MHNL/11-2021/rev.A6
RS350S PN10
20