Storingen
8 Storingen
Afhankelij k van de bedrij fsomstandigheden moet de aandrij vij ng in bepaalde intervallen ge-
controleerd worden, teneinde voor eventuele storingen te kunnen oplossen. Het opstellen van
een overeenkomstig testplan, is de verantwoordelij kheid van de exploitant.
Storingen opsporen en elimineren
Storing
De aandrij vingstang beweegt
zich niet ondanks de
inschakeling.
De aandrij fstang voert niet de
volledige slag uit.
38
Mogelij ke oorzaak
Aandrij ving is mechanisch
geblokkeerd.
Steldruk is onvoldoende.
De steldruk is niet op de correcte
membraankamer aangesloten.
Slagbegrenzing is actief.
Steldruk is onvoldoende.
Randapparatuur niet correct
ingesteld.
Oplossing
Aanbouw controleren.
Blokkering opheffen.
Steldruk controleren.
De steldrukleiding op dichtheid
controleren.
Overeenkomstig hoofdstuk 3.4.
Overeenkomstig hoofdstuk 6.5.
Steldruk controleren.
De steldrukleiding op dichtheid
controleren.
De aandrij ving zonder
randapparatuur controleren.
Instellingen van de
randapparatuur controleren.
EB 8310-4 NL