2.
Maak met een schroevendraaier de afdichtschroef op
de meetaansluiting (1) (schroef onder) van het gasblok
los.
3.
Sluit een manometer (2) aan de meetnippel (1) aan.
4.
Open de gaskraan.
5.
Neem het product met het controleprogramma P.01 in
gebruik.
6.
Meet de gasaansluitdruk ten opzichte van de atmos-
feerdruk.
–
Toegestane gasaansluitdruk bij gebruik met
aardgas E: 1,7 ... 2,5 kPa
–
Toegestane gasaansluitdruk bij gebruik met
aardgas LL: 2,0 ... 3,0 kPa
–
Toegestane gasaansluitdruk bij gebruik met
vloeibaar gas P: 2,5 ... 4,5 kPa
7.
Schakel het product uit.
8.
Sluit de gaskraan.
9.
Verwijder de manometer.
10.
Draai de schroef van de meetnippel (1) vast.
11.
Open de gaskraan.
12.
Controleer de meetnippel op gasdichtheid.
Voorwaarde: Gasaansluitdruk niet in het toegestane bereik
Opgelet!
Kans op materiële schade en bedrijfssto-
ringen door verkeerde gasaansluitdruk!
Als de gasaansluitdruk buiten het toegestane
bereik ligt, dan kan dit tot storingen in de wer-
king en tot schade aan het product leiden.
▶
Voer geen instellingen aan het product uit.
▶
Neem het product niet in gebruik.
▶
Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de gasmaat-
schappij op de hoogte.
26
▶
Sluit de gaskraan.
7.16.2 CO₂-gehalte controleren en evt. instellen
(instelling luchtgetal)
1
1.
Neem het product met het testprogramma P.01 in ge-
1
bruik.
2.
Wacht minstens 5 minuten tot het product bedrijfstem-
peratuur bereikt heeft.
2
3.
Meet het CO₂-gehalte aan de rookgasmeetaansluiting
(1).
4.
Als de meetwaarden niet binnen het opgegeven bereik
liggen, dan mag u het product niet in gebruik nemen.
5.
Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.
6.
Vergelijk de meetwaarde met de betreffende waarde in
de tabel.
Gasinstelwaarden af fabriek (→ Pagina 52)
7.17
Dichtheid controleren
▶
Controleer de gasleiding, het verwarmingscircuit en het
warmwatercircuit op dichtheid.
▶
Controleer of de VLT/VGA perfect functioneert.
Voorwaarde: Opstellingslucht-onafhankelijk bedrijf
▶
Controleer of de onderdrukkamer afgesloten is.
7.17.1 CV-bedrijf controleren
1.
Controleer of er een warmtevraag is.
–
bijv. via een instelling aan de systeemthermostaat
of het afkoelen van het buffervat.
Aanwijzing
Alternatief kunt u via de servicesoftware de
gewenste waarde voor de aanvoer invoeren.
2.
Roep de Live monitor op.
–
Menu → Live monitor
◁
Als het product correct functioneert, dan verschijnt
op het display S.04.
7.17.2 Warmwaterbereiding controleren
1.
Draai een warmwaterkraan volledig open.
2.
Roep de Live monitor op.
–
Menu → Live monitor
◁
Als de warmwaterbereiding correct functioneert,
verschijnt na enkele minuten de indicatie S.24 op
het display.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020181579_06
1