1
▶
Open na beëindiging van het ontluchtingsprogramma de
ontluchtingsklep aan het warmwatercircuit (1).
▶
Sluit de ontluchtingsklep aan het warmwatercircuit zodra
het circuit ontlucht is.
7.6.4
Gewenste aanvoertemperatuur,
warmwatertemperatuur, comfortmodus
1.
Om de gewenste aanvoertemperatuur, de warmwater-
temperatuur en de comfortmodus in te stellen, gebruikt
u
en
.
2.
Bevestig de instelling met (OK).
7.6.5
Maximaal verwarmingsvermogen instellen
Het maximale verwarmingsvermogen van het toestel kan
aan de verwarmingsvraag van de installatie aangepast wor-
den. Gebruik de diagnosecode D.000 om een waarde in te
stellen die met het toestelvermogen in kW overeenkomt.
7.6.6
Hulprelais en multifunctionele module
Bijkomend aan het product aangesloten componenten kunt
u hier direct instellen. U kunt de instelling via de diagnoseco-
des D.026, D.027 en D.028 wijzigen.
7.6.7
Telefoonnummer installateur
U kunt uw telefoonnummer in het toestelmenu opslaan. De
gebruiker kan het telefoonnummer laten weergeven. Het
telefoonnummer kan tot 16 cijfers lang zijn en mag geen
spaties bevatten.
7.6.8
Installatieassistent beëindigen
Als u de installatieassistent met succes doorlopen en beves-
tigd hebt, dan start hij bij het volgende inschakelen niet meer
automatisch.
7.7
Installatieassistent opnieuw starten
U kunt de installatieassistent altijd opnieuw starten door hem
in het menu op te roepen.
Menu → Installateurniveau → Start Ins.assistent
22
7.8
Toestelconfiguratie en diagnosemenu
oproepen
Via de diagnosecodes kunt u de belangrijkste installatiepa-
rameters nog een keer controleren en instellen. Roep voor
configureren de Toestelconfiguratie op.
Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie
Instelmogelijkheden voor complexere installaties vindt u in
het Diagnosemenu.
Menu → Installateurniveau → Diagnose menu
7.9
Gasfamiliecontrole uitvoeren
Gevaar!
Vergiftigingsgevaar!
Ontoereikende verbrandingskwaliteit (CO),
weergegeven door F.92/93, leidt tot verhoogd
vergiftigingsgevaar.
▶
Verhelp absoluut eerst de fout voor u het
product permanent buiten bedrijf stelt.
Menu → Installateurniveau → Test → Gasfamiliecontrole
De gasfamiliecontrole controleert de productinstelling met
betrekking tot de verbrandingskwaliteit.
Aanwijzing
Als bijkomende HR-toestellen in de CV-installatie
op dezelfde rookgasleiding aangesloten zijn, zorg
er dan voor dat tijdens het volledige testprogram-
maverloop geen van deze HR-toestellen in bedrijf
is of in bedrijf gaat zodat het testresultaat niet ver-
valst wordt.
▶
Voer de gasfamiliecontrole in het kader van het regelma-
tige productonderhoud, na het vervangen van componen-
ten, werkzaamheden aan het gastraject uit.
Resultaat
Betekenis
F.92
Codeerweer-
stand op de
Fout codeer-
printplaat past
weerstand
niet bij de inge-
voerde gasgroep
"succesvol"
Verbrandings-
kwaliteit is goed.
Toestelconfigura-
tie komt met de
opgegeven gas-
groep overeen.
"Waarschu-
Verbrandings-
wing"
kwaliteit ontoe-
reikend.
CO₂-waarde is
niet correct.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020181579_06
Maatregel
Codeerweerstand con-
troleren, gasfamiliecon-
trole opnieuw uitvoeren
en correcte gasgroep in-
voeren.
geen
Testprogramma P.01
starten en CO₂-waarde
met instelschroef in de
venturi instellen.
Als de correcte CO₂-
waarde niet ingesteld
kan worden: gasmond-
stuk op correctheid
(geel: aardgas G20,
blauw: aardgas G25,
grijs: vloeibaar gas) en
beschadiging controle-
ren.
Gasfamiliecontrole op-
nieuw uitvoeren.