1
5
4
1
Gasaansluiting, G3/4
2
Warmwateraansluiting,
G3/4
3
Verwarmingsretouraan-
sluiting, G3/4
8.
Voer de water- en gasaansluitingen volgens de gel-
dende normen uit.
–
Lastverlies tussen de gasteller en het product:
≤ 1 mbar
9.
Ontlucht de gasleiding voor de ingebruikneming.
10.
Controleer of de aansluitingen (→ Pagina 26) dicht zijn.
11.
Er kan water uit de veiligheidsklep lopen. Zorg
er daarom voor dat de afvoerslang tegenover de
buitenlucht geopend gehouden blijft.
12.
Bedien de aftapinrichting van de veiligheidsklep regel-
matig om kalkafzetting te verwijderen en controleer of
de inrichting niet geblokkeerd is.
5.3.1
Gasleiding op lekkages controleren
▶
Controleer de gehele gasleiding vakkundig op dichtheid.
5.4
Condensafvoerleiding aansluiten
Gevaar!
Levensgevaar door lekken van rookgas-
sen!
De condensafvoerleiding van de sifon mag
niet dicht met een afvalwaterleiding verbon-
den zijn, omdat anders de interne sifonbeker
leeggezogen kan worden en er rookgas kan
ontsnappen.
▶
Verbind de condensafvoerleiding niet
dicht met de afvalwaterleiding.
Aanwijzing
Neem de hier beschreven aanwijzingen alsook
richtlijnen en plaatselijk geldende voorschriften
voor de condenswaterafvoer in acht.
14
2
3
4
Verwarmingsaanvoer-
aansluiting, G3/4
5
Aansluiting voor koud-
waterleiding, G3/4
1
B
A
2
C
C
Afstanden voor de aansluiting van de sifon
190L
Max. afmeting
960 mm
(A)
Afmeting (B)
1.010 mm
Max. afmeting
300 mm
(C)
Bij de verbranding vormt zich condenswater. De condenswa-
terafvoerleiding leidt dit condenswater via een trechter naar
de afvalwateraansluiting.
▶
Gebruik PVC of een ander materiaal dat voor het afvoe-
ren van het niet-geneutraliseerde condenswater geschikt
is.
▶
Gebruik alleen corrosiebestendig buisleidingmateriaal
voor de condensafvoerleiding.
▶
Als niet gegarandeerd kan worden dat materialen ge-
schikt zijn, installeert u een systeem voor de neutralise-
ring van het condenswater.
▶
Sluit de condenswaterafvoerleiding (1) op een passende
afsluitsifon (2) aan.
▶
Controleer of het condenswater in de afvoerleiding cor-
rect afgevoerd wordt.
5.5
Zonnesysteemaansluiting
5.5.1
Algemene aanwijzingen
Opgelet!
Gevaar voor te hoge spanning!
Overspanning kan schade toebrengen aan
het zonnesysteem.
▶
Aard het zonnecircuit als potentiaalver-
effening en ter beveiliging tegen te hoge
spanning.
▶
Bevestig de aardklemmen aan de zonne-
leidingen.
▶
Sluit de aardklemmen via een koperen
kabel met een aderdoorsnede van 16
mm² aan op een potentiaalrail.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020181579_06
1
2