Claxonknop (Fig. 23)—Druk op de knop om te
claxonneren.
Waarschuwingslampje oliedruk (Fig. 23)—Licht op
als de motoroliedruk gevaarlijk laag is wanneer de
motor loopt. Wanneer het lampje knippert of AAN
blijft, stop dan het voertuig, zet de motor af en
controleer het oliepeil. Als het oliepeil te laag is, maar
het waarschuwingslampje gaat niet uit nadat u olie
heeft bijgevuld en de motor weer heeft gestart, schakel
dan onmiddellijk de motor uit en neem contact op met
uw plaatselijke TORO-dealer voor hulp.
Gebruik de machine niet voordat het
Belangrijk
gebrek volledig is hersteld. Als u deze waarschuwing
niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van
de motor.
Contactschakelaar (Fig. 23)—De contactschakelaar
waarmee u de motor start en afzet, heeft drie standen:
UIT, AAN / Voorgloeien en START. Draai naar
rechts—op START—om de startmotor in werking te
stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het
sleuteltje komt automatisch op AAN. Om de motor af
te zetten, draait u het sleuteltje naar links op UIT.
Laadindicator (Fig. 23)—Gaat branden als de accu
leeg is. Als het lichtje gaat branden tijdens het gebruik,
stop dan het voertuig, zet de motor af en zoek naar een
mogelijke oorzaak, zoals bijvoorbeeld de riem van de
wisselstroomdynamo.
Als de riem van de wisselstroomdynamo
Belangrijk
los zit of gebroken is, maak dan geen gebruik van de
machine totdat het gebrek volledig hersteld is. Als u
deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden
tot beschadiging van de motor.
Controleer de werking van de
waarschuwingslichten:
1.
Stel de parkeerrem in werking.
2.
Draai het contactsleuteltje op "AAN", maar start
de motor niet. De laadindicator en oliedruk-
lampjes moeten branden. Als een van de lichtjes
niet brandt, is het lampje doorgebrand of vertoont
het systeem een gebrek dat moet worden hersteld.
Opmerking: De koelvloeistoftemperatuurfunctie bij
de waarschuwingslampjes wordt niet gebruikt.
Urenteller (Fig. 24)—De urenteller toont het aantal
uren dat de machine in bedrijf is geweest. De
urenteller gaat lopen als de contactschakelaar op
"AAN" wordt gezet.
Lichtschakelaar (Fig. 24)—Tuimelschakelaar om de
koplampen te ontsteken. Indrukken om de lampen te
laten branden
3e/Hoog-vergrendelschakelaar (Fig. 24)—Door de
schakelaar op langzaam te zetten en de sleutel te
verwijderen voorkomt u het gebruik van de derde
versnelling in de Hoog stand. Als de schakelhefboom
in de derde versnelling wordt gezet in de Hoog stand,
slaat de motor af. Het sleuteltje gaat in het slot met de
tandjes naar beneden. Duw het sleuteltje in het contact
om het te kunnen draaien. Het sleuteltje is in beide
standen te verwijderen.
2
1. Lichtschakelaar
2. Urenteller
3. Brandstofmeter
4. 3rd high-vergrendelschakelaar
5. Stuurwiel
Brandstofmeter (Fig. 24)—Geeft aan hoeveel
brandstof er in de tank zit. Werkt alleen wanneer het
contactsleuteltje in de AAN-stand staat.
Stuurwiel (Fig. 24)—Voor het besturen van het
voertuig. Als de motor afslaat of de stuurbekrachtiging
niet werkt als gevolg van een defect, zal het meer
moeite kosten om het voertuig te besturen.
Handgreep voor passagier (Fig. 25)—Op het
dashboard.
2
1
1. Handgreep voor passagier
2. Toerenteller (optioneel)
Toerenteller—Optioneel (Fig. 25)—Geeft het motor-
toerental aan. Grafische weergave schakelschema geeft
versnelling aan.
25
3
4
1
Figuur 24
Figuur 25
5