1
1. Zorg voor enige afstand
5.
Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
Controleer het oliepeil om de 8
Belangrijk
bedrijfsuren of dagelijks. Ververs de olie en vervang
het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u
om de 100 bedrijfsuren de olie verversen en het
oliefilter vervangen. De olie moet echter vaker worden
vervangen als de machine in buitensporig stoffige of
vuile omstandigheden wordt gebruikt.
Opmerking: Nadat u olie hebt bijgevuld of ververst,
moet u de motor starten en deze 30 seconden stationair
laten lopen. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en
controleer het oliepeil. Vul voldoende olie bij totdat
het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt.
De brandstoftank vullen (Fig. 16)
De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter.
WIJ RADEN U TEN ZEERSTE AAN VERSE,
SCHONE, LOODVRIJE, NORMALE BENZINE TE
GEBRUIKEN VOOR ALLE TORO-PRODUCTEN
MET EEN BENZINEMOTOR. LOODVRIJE
BENZINE VERBRANDT SCHONER, VERLENGT
DE LEVENSDUUR VAN DE MOTOR EN ZORGT
ERVOOR DAT DE MOTOR GOED START,
DOORDAT HIERDOOR AFZETTINGEN IN DE
VERBRANDINGSKAMER WORDEN
VERMINDERD. OCTAANGETAL VAN
MINIMAAL 87.
OPMERKING: GEBRUIK NOOIT METHANOL,
BENZINE DIE METHANOL BEVAT, BENZINE DIE
MEER DAN 10 % ETHANOL BEVAT,
BENZINEADDITIEVEN, OF WASBENZINE
OMDAT DIT KAN LEIDEN TOT SCHADE AAN
HET BRANDSTOFSYSTEEM VAN DE MOTOR.
1
Figuur 15
Omdat brandstof ontvlambaar is, dient u voorzichtig te
werk te gaan indien u ermee omgaat of deze bewaart.
Vul de tank niet bij wanneer de motor loopt, heet is of
wanneer de machine zich in een afgesloten ruimte
bevindt. Er kunnen zich brandstoffendampen vormen
die van vele meters afstand tot ontbranding kunnen
worden gebracht door een vonk of een vuurbron.
ROOK NIET als u de brandstoftank vult om een
mogelijke explosie te voorkomen. Vul de brandstoftank
altijd buiten bij en verwijder eventuele gemorste
brandstof voordat de motor wordt gestart. Gebruik een
trechter of een tuit om te voorkomen dat er brandstof
wordt gemorst, en vul de tank tot ongeveer 2,5 cm vanaf
de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).
VUL NIET TE VEEL VLOEISTOF BIJ. Bewaar de
brandstof in schone, veilige en goedgekeurde
containers en zorg dat de dop op de container blijft.
Bewaar de brandstof op een koele, goed geventileerde
plaats; nooit in een afgesloten ruimte zoals een warme
schuur. Om ervoor te zorgen dat de brandstofvoorraad
geregeld wordt ververst, moet u nooit meer brandstof
inslaan dan u in 30 dagen kunt opmaken. Benzine is
bestemd voor explosiemotoren en mag daarom niet
worden gebruikt voor andere doeleinden. Veel
kinderen houden van de geur van brandstof. Daarom
moet u brandstof buiten hun bereik houden, aangezien
de dampen explosief zijn en gevaarlijk kunnen zijn bij
inademing.
1.
Maak de omgeving van de dop de brandstoftank
schoon.
2.
Verwijder de dop van de brandstoftank.
3.
Vul de brandstoftank tot ongeveer 2,5 cm vanaf
de bovenkant van de tank (de onderkant van de
vulbuis). NIET TE VOL VULLEN. Plaats daarna
de dop weer terug.
4.
Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste
brandstof opnemen.
1. Dop van brandstoftank
19
GEVAAR
1
Figuur 16