Kabel van de differentieelgrendel
afstellen (Fig. 61)
Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren.
1.
Zet de hendel van de differentieelgrendel in de
Uit-stand.
2.
Draai de contramoeren los waarmee de kabel van
de differentieelgrendel is bevestigd aan de beugel
op de transaxle.
2
3
1. Kabel differentieelgrendel
2. Transaxle-beugel
3. Veer
3.
Trek de veer naar achteren en draai aan de
contramoeren totdat de afstand tussen de
veerhaak en de buitendiameter van het gat in de
transaxle-hendel 0,89 mm ± 0,64 mm bedraagt.
4.
Zet de contramoeren vast nadat u de kabel heeft
afgesteld, en controleer nogmaals.
De remmen controleren
Controleer om de 600 bedrijfsuren of de remschoenen
zijn versleten.
1
0,89 mm ±0,64 mm
Figuur 61
De banden controleren
U moet de banden minstens om de 200 bedrijfsuren
controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden,
zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een
band of een velg beschadigen en tevens de
wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een
ongeluk de conditie van de banden controleren.
Toespoor voorwiel (Fig. 62-63)
Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor
van de voorwielen worden gecontroleerd.
1.
Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter
hoogte van de assen) aan de voorzijde en de
achterzijde van de stuurwielen. De afstand die is
gemeten bij de voorwielen, moet gelijk zijn aan
de afstand die is gemeten bij de achterste wielen,
± 3 mm.
1. Hart-op-hart afstand
2.
Draai de contramoeren aan beide uiteinden van de
trekstang los om ze af te kunnen stellen.
1. Trekstang
3.
Draai de trekstang rond om de voorkant van het
wiel naar binnen of naar buiten te bewegen.
4.
Draai de contramoeren van de trekstangen weer
vast als de afstelling correct is.
50
Figuur 62
1
Figuur 63