6
Breng de verbinding tot stand.
z
z
Houd op het toegangspunt de WPS-
verbindingsknop enkele seconden
ingedrukt.
z
z
Druk op de camera op de knop <m>.
De camera maakt verbinding met het
X
X
toegangspunt.
X
X
Er verschijnt een lijst met computers die
met het toegangspunt zijn verbonden in
het scherm [Apparaat selecteren].
7
Kies een computer om verbinding
mee te maken.
z
z
Druk op de knoppen <o><p> om de
computernaam te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m>.
z
z
Zie CameraWindow gebruiken om
beelden naar een computer te verzenden
(=
104) als u een Macintosh-computer
gebruikt.
8
Installeer een stuurprogramma
(alleen Windows).
z
z
Wanneer het scherm links wordt
weergegeven, klikt u op het
Startmenu van de computer. Klik op
[Configuratiescherm] en klik vervolgens
op [Een apparaat toevoegen].
z
z
Dubbelklik op het pictogram van de
verbonden camera.
X
X
Het stuurprogramma wordt geïnstalleerd.
X
X
Nadat het stuurprogramma is geïnstalleerd
en de camera en computer met elkaar
verbonden zijn, wordt het AutoPlay-scherm
weergegeven. Er wordt niets weergegeven
op het camerascherm.
z
z
Ga verder met CameraWindow gebruiken
om beelden naar een computer te
verzenden
•
Wanneer u zich in de buurt van een toegangspunt bevindt, waar u
eerder verbinding mee hebt gemaakt, wordt de camera er automatisch
mee verbonden in stap 3. Voor het wijzigen van toegangspunten
selecteert u [Ander netwerk] in het scherm dat wordt weergegeven
wanneer de verbinding tot stand is gebracht en voert u stappen 4 tot
en met 5 van 'Een computer toevoegen'
•
U kunt verbinding maken met computers waarmee u eerder verbinding hebt
gemaakt door deze te selecteren in het scherm [Apparaat selecteren] in stap 3.
•
Als u [PIN-methode] kiest in stap 5, wordt een pincode op het scherm
weergegeven. Stel deze code in bij het toegangspunt. Kies een apparaat in
het scherm [Apparaat selecteren]. Raadpleeg de gebruikershandleiding die is
meegeleverd met uw toegangspunt voor meer informatie.
•
Om meerdere computers toe te voegen, herhaalt u de bovenstaande
procedures vanaf stap 1.
•
Schakel de camera uit om de verbinding te verbreken.
•
Nadat u het Wi-Fi-menu één keer hebt geopend, kunt u het opnieuw openen
door op de knop <o> te drukken. Het meest recente bestemmingsapparaat
staat als eerste in de lijst, zodat u hiermee gemakkelijk verbinding kunt maken
door op de knop <o><p> te drukken. Voor het toevoegen van een nieuw
apparaat opent u het scherm voor apparaatselectie door op de knoppen
<q><r> te drukken en vervolgens de instelling te configureren.
Als u de meest recente bestemmingsapparaten liever niet wilt weergegeven,
drukt u op de knop <n> en selecteert u op het tabblad [3] [Instellingen
Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Voorblad
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Basishandleiding
Handleiding voor
Handleiding voor
gevorderden
gevorderden
1
(=
104).
2
3
4
(=
102) uit.
5
6
6
7
8
9
Index
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Wi-Fi-functies
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
103