A-B-modus
De bestuurder plaatst een A-punt, rijdt verder
en plaatst een B-punt. Het systeem trekt
automatisch een rechte lijn tussen beide
punten en creëert hierbij in de afstand van de
werkbreedte de parallelle geleidingssporen
voor werkbreedte
4.3.4.3
Parallelrijmodus selecteren
Parallelrijmodus
Er zijn 2 verschillende parallelrijmodi:
Om de parallelrijmodus te selecteren, gaat u als volgt te werk:
1.
Druk op het touchscreen op de knop "Parallelrijmodus" of draai aan het
scrollwiel, tot de knop wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Als de knop is gemarkeerd kunt u ook op de knop "OK" (F6) drukken.
→ Er verschijnt een keuzemenu.
2.
Kies tussen "A-B modus" en "Bochtmodus". Druk hiertoe op het touchscreen
op de knop met de gewenste modus of draai aan het scrollwiel, tot de knop wit
gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
→ De modus verschijnt in het keuzevenster.
3.
Bevestig uw keuze met "OK", druk nog een keer op de knop met de modus, of
druk op het scrollwiel.
CCI.Command – Bediening
Bochtmodus
De bestuurder plaatst een A-punt, rijdt het gewenste
traject (dat ook bochten kan bevatten) en plaatst een B-
punt. Het systeem legt het gereden traject vast en
creëert hierbij in de afstand van de werkbreedte de
parallelle sporen voor de werkbreedte.
Aan het eind van het opgetekende spoor wordt de lijn
met een rechte lijn verlengd. Hiermee wordt het
betrouwbaar inrijden van de sporen op de wendakker
mogelijk.
35