4.3.3.3.3
Energiebeheer activeren
4.3.3.3.4
Waarde voor uitschakelvertraging invoeren
Opmerking
Als voor de wiel- of radarsensor de signaalconnector als signaalbron wordt
gekozen, moet de snelheid worden gekalibreerd of moet de impuls per 100 meter
handmatig worden ingevoerd.
Meer informatie over de kalibratie van de snelheid vindt u in hoofdstuk 0.
Opmerking
Als u als signaalbron voor de 3-puntssensor het signaalstopcontact selecteert moet
u de 3-punts kalibreren.
Meer informatie over de kalibratie van de 3-punts vindt u in hoofdstuk 4.3.3.6.
Opmerking
Als u als signaalbron voor aftakassensor het signaalstopcontact heeft
geselecteerd, moet u het aantal impulsen per omwenteling invoeren.
Om de uitschakelvertraging te activeren gaat u als volgt te werk:
1.
Druk op het touchscreen op de knop "Power Management" of draai aan het
scrollwiel, tot de knop wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Als de knop is gemarkeerd kunt u ook op de knop "OK" (F6) drukken.
2.
Voer de boleaanse waarde in.
3.
Bevestig uw invoer met "OK".
Opmerking
De vertraagd uitschakeling is voor alle terminals vanaf hardwaregeneratie 2
beschikbaar.
Opmerking
Deze functie kan alleen worden gebruikt als de tractor met de ISOBUS-
upgradekabelset IRB van de CCI uitgerust is.
Om de maximale waarde voor de uitschakelvertraging in te voeren gaat u als volgt
te werk:
1.
Druk op het touchscreen op de knop "Max. uitschakelvertraging" of druk op het
scrollwiel, of op de knop "OK" (F6).
2.
Voer op het touchscreen met het numerieke toetsenbord of de schuifregelaar
de nieuwe waarde in.
3.
Bevestig uw invoer met "OK".
Opmerking
Het geldige waardebereik voor de max. uitschakelvertraging ligt tussen 0 en 250
min.
CCI.TECU – Bediening
23