4.7.1
Auto-Logging activeren/deactiveren
4.7.2
Berichtgevingen activeren/deactiveren
Auto-Logging dient om opdrachtgegevens automatisch en permanent te
documenteren. Zo wordt de documentatie gewaarborgd, ook als de bestuurder zelf
geen opdracht heeft aangemaakt of gestart.
Auto-Logging documenteert alle werkzaamheden die op een dag worden
uitgevoerd in één opdracht. Deze opdrachtgegevens kunnen op de PC worden
berekend en geëvalueerd, als er een veldbewerkingsregister wordt gebruikt dat in
staat is de data aan afzonderlijke opdrachten toe te wijzen.
Om Auto-Logging te activeren/deactiveren gaat u als volgt te werk:
1.
Druk op het touchscreen op de knop "Auto-Logging" of draai aan het
scrollwiel, tot de knop wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Als de knop is gemarkeerd kunt u ook op de knop "OK" (F6) drukken.
2.
Voer de boleaanse waarde in.
3.
Bevestig uw invoer met "OK".
Opmerking
Als een opdracht wordt gestart terwijl Auto-Logging is geactiveerd, wordt de
automatische documentatie gepauzeerd. Als deze opdracht wordt gestopt, wordt
de automatische documentatie weer hervat.
Opmerking
De door Auto-Logging gedocumenteerde opdrachtgegevens moeten worden
geëxporteerd (zie hoofdstuk 4.6). Opdrachten die ouder dan 7 dagen zijn, worden
automatisch gewist.
Als tijdens een lopende opdracht de terminal wordt uitgeschakeld kan bij het
herinschakelen naast een waarschuwingsmelding een akoestisch signaal klinken.
Berichtgevingen kunnen worden weergegeven als er een reden moet worden
ingevoerd voor het pauzeren van een opdracht, of als er een veld wordt bereikt of
verlaten.
Om deze berichtgevingen en signalen te activeren of te deactiveren gaat u als
volgt te werk:
1.
Druk op het touchscreen op de knop met de gewenste weergave of draai aan
het scrollwiel, tot de knop wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het
scrollwiel.
Als de knop is gemarkeerd kunt u ook op de knop "OK" (F6) drukken.
2.
Voer de boleaanse waarde in.
3.
Bevestig uw invoer met "OK".
CCI.Control – Bediening
91