Inleiding ..............................4 Over de ISOBUS Terminal CCI 100/200 ................... 4 Conformiteit ............................5 Veiligheid ..............................6 Markering van de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing ..............6 Doelmatig gebruik ..........................7 Veiligheidsaanwijzingen voor de exploitant/operator ................ 7 Veiligheidsaanwijzingen voor de installatie van elektrische apparaten ..........8 Veiligheidsaanwijzing Stop-schakelaar .....................
Inleiding Pos : 1 /CC-Isobus/Ei nlei tung @ 9 \mod_1287407057879_6.doc @ 148605 @ @ 1 1 Inleiding De voor u liggende gebruiksaanwijzing vormt een inleiding op de bediening en configuratie van de ISOBUS-terminals CCI 100/200. Alleen met kennis van deze gebruiksaanwijzing kunnen bedieningsfouten van de terminal worden vermeden en kan een storingvrije werking worden gegarandeerd.
Veiligheid 3 Veiligheid Deze handleiding bevat de basisaanwijzingen, die u bij de installatie, de configuratie, het gebruik en het onderhoud moet opvolgen. Daarom moet u deze handleiding beslist voor de configuratie en het gebruik lezen. U moet niet alleen de in dit hoofdstuk "Veiligheid" vermelde algemene veiligheidsaanwijzingen opvolgen, maar ook de in de andere hoofdstukken vermelde veiligheidsaanwijzingen.
Veiligheid 3.2 Doelmatig gebruik De terminal is uitsluitend bestemd voor gebruik op daartoe vrijgegeven ISOBUS- compatibele machines en apparaten in de landbouw. Elke vorm van installatie of gebruik van de terminal die daarbuiten gaat, valt niet onder de verantwoording van de fabrikant.
Veiligheid 3.4 Veiligheidsaanwijzingen voor de installatie van elektrische apparaten Hedendaagse landbouwwerktuigen zijn voorzien van elektronische componenten en onderdelen waarvan het functioneren door elektromagnetische velden van andere apparaten kan worden beïnvloed. Zulke invloeden kunnen personen in gevaar brengen als de volgende veiligheidsaanwijzingen niet worden opgevolgd. Bij een installatie achteraf van elektrische en elektronische apparaten en/of componenten in een machine met aansluiting op het boordnet is de bediener er verantwoordelijkheid voor om te controleren of de installatie storingen in de...
In geen geval onderbreekt de stopschakelaar de tractorfuncties, d.w.z. de aftakas, noch de hydrauliek zijn bij de functionaliteit inbegrepen! Meer informatie hierover kunt u vinden in de gebruikshandleiding van uw machine. Pos : 4 /CC-Isobus/** ** Sei tenumbruch *** * @ 8 \mod_1274446340522_0.doc @ 121469 @ @ 1...
Opbouw en werking Pos : 5 /CC-Isobus/Aufbau @ 9\mod_1287407034989_6.doc @ 148549 @ @ 1 4 Opbouw en werking 4.1 Overzicht 1 Vooraanzicht met 4 Lijst met interfaces bedieningselementen 5 Typebordje 2 Bevestigingsbeugel(s) 6 Softkey-wisselschakelaar 3 USB-aansluiting (onder de klep) 4.2 Typeplaatje Op het typeplaatje vindt u alle belangrijke informatie over de terminal.
Opbouw en werking 4.3 Bedieningselementen Op de terminal staan u de volgende bedieningselementen ter beschikking: 1 “Stop”-schakelaar 7 Bevestigingstoets 2 Daglichtsensor 8 I-toets 3 Touchscreen 9 Schakeltoets 4 ESC-toets 10 Home-toets 5 Scrollwiel 11 AAN/UIT 6 Functietoetsen...
Pagina 13
Opbouw en werking 4.3.1 Stopschakelaar Bij indrukken van de als slagschakelaar uitgevoerde Stopschakelaar van de terminal wordt een stopcommando (ISO-stop) op de ISOBUS gezonden. Dit commando kan door een aangesloten ISOBUS machine worden uitgelezen om in een gevaarlijke situatie eventueel de betreffende automatische maatregelen in te leiden.
Opbouw en werking 4.3.4 Functietoetsen Rechts en links naast het scherm zitten aan elke zijde zes functietoetsen (F1-F12). Door het indrukken van een functietoets wordt de functie uitgevoerd die direct naast de functietoets wordt weergegeven. 4.3.5 Softkey-wisselschakelaar De softkey-wisselschakelaar is een toets die zich aan de achterzijde bevindt. Door het indrukken van de softkey-wisselschakelaar worden de posities van de twee softkey-menu's aan de linker en rechter zijde van het beeld omgewisseld.
Opbouw en werking 4.3.9 Home-toets Door het indrukken van de Home-toets gaat u direct naar het hoofdmenu. De app die actief zijn op het moment van overschakelen blijven op de achtergrond actief. Opmerking Bij het verspringen uit een actieve machinefunctie kunnen bij enige machines lopende functies automatisch uitschakelen.
Ingebruikname Pos : 7 /CC-Isobus/Installation @ 9\mod_1287407065114_6.doc @ 148633 @ @ 1 5 Ingebruikname 5.1 Terminal monteren De bevestigingsbeugel(s) van de terminal in de tractorcabine hoort(horen) bij de leveromvang van het apparaat. Om de terminal in de cabine in te bouwen gaat u als volgt te werk: a.
Sluit daarvoor de aansluitingen “CAN1-IN” en “CAN1-OUT” op de terminal aan met kabeltype A met de In-cab-bus van de tractor. Pos : 8 /CC-Isobus/** ** Sei tenumbruch *** * @ 8 \mod_1274446340522_0.doc @ 121469 @ @ 1...
Bediening Pos : 9 /CC-Isobus/Bedienung @ 9\mod_1287407049442_6.doc @ 148577 @ @ 1 6 Bediening 6.1 Terminal inschakelen Opmerking Voordat u de terminal de eerste maal inschakelt, moet u controleren of de aansluitingen van het apparaat correct aangebracht en stevig aangesloten zijn.
Bediening 6.2.2 Numerieke waarden invoeren Als in een bedieningspaneel een parameter wordt geselecteerd, die van een numerieke waarde is voorzien, verschijnt de invoerdialoog voor numerieke waarden. Voor de dialoog bestaan drie verschillende afbeeldingsvormen: • Numeriek blok • Scrollwiel • Schuifregelaar...
Pagina 21
Bediening U kunt met de volgende knoppen tussen de verschillende afbeeldingsvormen van de invoerdialoog voor numerieke waarden kiezen. Omschakelen naar instelling met scrollwiel. Omschakelen naar instelling met schuifregelaar. Omschakelen naar instelling met numeriek blok. Om een numerieke waarde in te voeren gaat u als volgt te werk: Selecteer op het bedieningspaneel de parameter waarvan de waarde moet worden gewijzigd.
Bediening 6.2.3 Boleaanse waarden invoeren Een booleaanse waarde is een waarde waarbij alleen tussen waar/onwaar, aan/uit, ja/nee, etc. geselecteerd kan worden. Als in een bedieningspaneel een parameter wordt geselecteerd die van een numerieke waarde is voorzien, verschijnt de bijbehorende invoerdialoog. Weergave voor foutief, uit, neen: Weergave voor waar, aan, ja: Om een booleaanse waarde in te voeren gaat u als volgt te werk:...
Pagina 23
Bediening 6.2.4 Waarden uit een lijst selecteren Voor bepaalde parameters zijn er lijsten met vooraf ingestelde waarden, bijvoorbeeld bij de taalinstelling. Als zo'n parameter op een bedieningspaneel gekozen wordt, verschijnt de invoerdialoog voor het selecteren van de lijsten. Opmerking U kunt de weergegeven lijsten door het indrukken van het invoerveld (tussen ESC en OK) minimaliseren.
Bediening 6.3 Terminal instellen 6.3.1 Hoofdmenu Open het hoofdmenu: Vanuit het Hoofdmenu heeft u direct toegang tot vijf submenu's: • Startmenu • Gebruikersinstellingen • Landinstellingen • Systeeminstellingen • Info en diagnose Uit ieder submenu (en de menu-items daarvan) kunt u door indrukken van deze knop, die zich boven aan het scherm bevindt, direct in het Hoofdmenu terugkeren.
Bediening 6.3.2 Startmenu In het Startmenu worden alle actieve apps weergegeven. Dit zijn de op de terminal vrijgeschakelde apps , zoals bijv. CCI.Tecu en CCI.Cam, en de bedrijfsafbeeldingen van de aangesloten apparaten. • Druk om een app op te roepen op het touchscreen op de bedrijfsafbeeldingen van de machine of van de app.
Bediening 6.4 Gebruikersinstellingen In het menu Gebruikersinstellingen kunt u de terminal aanpassen aan uw persoonlijke wensen. Uit ieder menu-item kunt u door het indrukken van de knop direct in het menu Gebruikersinstellingen terugkeren.
Bediening 6.4.1 Displayverlichting In het menu-item Displayverlichting voert u de volgende instellingen uit: Dagverlichting Bij gebruik overdag stelt u de gewenste helderheid van het display in. De waarde wordt in procenten aangegeven en kan met stappen van 10% worden gewijzigd. De wijzigingen treden na bevestiging en het verlaten van de invoerdialoog in werking.
Bediening 6.4.2 Geluid In het menu-item Geluid voert u de volgende instellingen uit: Signaalgever actief Schakel de signaalgever in of uit. Bij actieve signaalgever krijgt u een akoestische melding bij het indrukken van een knop op het touchscreen of een van de functietoetsen. Volume Stel het volume in van de signaalgever.
Bediening 6.5 Landinstellingen In het menu-item Landinstellingen kunnen alle land- en taalspecifieke instellingen van de terminal worden uitgevoerd. Taal In het keuzemenu worden alle geïnstalleerde talen weergegeven. Selecteer de gewenste taal. Eenheden De terminal kent de volgende eenhedensystemen: • Metrisch •...
Bediening 6.6 Systeeminstellingen In het menu Systeeminstellingen kunt u de terminal aanpassen aan uw persoonlijke wensen. Uit ieder menu-item kunt u door het indrukken van de knop direct naar het menu Systeeminstellingen terugkeren.
Bediening 6.6.1 Datum en tijd In het menu-item Datum en tijd voert u de volgende instellingen uit: Stel de huidige dag in. Maand Stel de huidige maand in. Jaar Stel het huidige jaar in met vier cijfers, bijv. "2010". Stel het huidige uur in. De tijd wordt in het 24-uurs formaat ingevoerd.
Pagina 32
Bediening 6.6.3 Service Let op! Instellingen in het servicemenu mogen uitsluitend door de fabrikant of zijn dealers- en servicepartners worden uitgevoerd. De toegang tot het servicemenu is daarom met een wachtwoord beveiligd. 6.6.4 Verbindingsinstellingen Is in deze versie niet beschikbaar. 6.6.5 CAN-instellingen In het menu-item CAN-instellingen voert u de volgende instellingen uit:...
Bediening 6.7 Info en diagnose In het menu Info en diagnose kunt u het functioneren en de status van de hardware-componenten van de terminal testen. Voor geïnstalleerde app vindt u hier de versie-informatie. Fundamentele informatie over de op de ISOBUS aangesloten apparaten kan worden geraadpleegd.
Pagina 34
Bediening 6.7.2 Netwerkdeelnemer In het menu-item Netwerkdeelnemer vindt u de volgende gegevens: Door op de knop van een netwerkdeelnemer te Alle netwerkdeelnemers drukken gaat u naar een weergave met gegevens over deze deelnemer: • Fabrikant • Device Class • Function •...
Bediening 6.8 Schermafbeeldingen maken De terminal biedt u de mogelijkheid een schermafbeelding van de op het display weergegeven bedieningspaneel te maken. Dit kan gebruikt worden om een bepaald gedrag van een app aan een servicemedewerker te verklaren als dit lastig met woorden te beschrijven valt.
Probleemoplossing 7 Probleemoplossing 7.1 Storing aan de terminal Het volgende overzicht toont u de mogelijke storingen aan de terminal en de bijbehorende probleemoplossing: Storing Mogelijke oorzaak Oplossing • • Terminal wil niet inschakelen Terminal niet correct ISOBUS-aansluiting aangesloten testen • •...
Probleemoplossing 7.3 Storingsmeldingen In het volgende overzicht vindt u foutmeldingen van de terminal, de mogelijke oorzaken en oplossingen: Storing Mogelijke oorzaak Oplossing Het programma kan geen USB-stick is niet geplaatst USB-stick plaatsen passend updatebestand vinden. Updatebestand is niet op de ...
Probleemoplossing 7.4 Service Opmerking Bij bestelling van vervangingsonderdelen of klantenservice voor het apparaat dient u het serienummer van de terminal op te geven. Om het serienummer weer te geven gaat u als volgt te werk: 1. Druk in het menu Info en diagnose op de knop “Terminal Info”. 2.
Technische gegevens USB-host 2.0 2. TX+ 3. RX+ 4. TX- 5. RX- 8.4 Aansluitingen CCI 200 De CCI 200 terminal beschikt behalve de aansluitingen van de CCI 100 ook nog de volgende aansluitingen: Ethernet 10/100 base-T, IEC 61076-2-101 CAN2-IN CAN 2.0B, ISO 11898-1 M12x1;...
Garantie en aansprakelijkheid Pos : 17 /CC-Is obus /Garanti e @ 8 \mod_1274791954660_6.doc @ 121539 @ 1 @ 1 10 Garantie en aansprakelijkheid <Firmenname>-apparaten worden volgens moderne fabricagemethoden en met de grootste zorgvuldigheid gebouwd en aan talrijke controles onderworpen. Daarom biedt <Firmenname>...
Verklarende woordenlijst Pos : 21 /CC-Is obus /Gl oss ar @ 8\mod_1274961991767_6.doc @ 121689 @ 1 @ 1 12 Verklarende woordenlijst Van “Acknowledge” (Engels) = bevestigen Bedieningspaneel De op het beeldscherm weergegeven waarden en bedieningselementen vormen samen het bedieningspaneel. Met het touchscreen kunnen de weergegeven elementen rechtstreeks geselecteerd worden.
Pagina 46
13 Index Inschakelen ............18 Instelling ............. 23 Aansluitingen Invoerdialoog ............. 18 overzicht ............15 i-toets toewijzen ..........27 Aansluitingen CCI 100 ........39 Aansluitingen CCI 200 ........40 ACK-toets ............13 Landinstellingen ..........28 eenheden instellen ......... 28 getalsformaat instellen ........28 Bediening ............
Pagina 47
Verklarende woordenlijst ........44 Veiligheid .............. 6 Veiligheidsaanwijzingen Waarden invoeren ..........18 installatie ............8 Booleaanse waarden invoeren ....... 21 markering ............6 numerieke waarden invoeren ......19 operator ............. 7 Waarden uit een lijst selecteren ......22 stopschakelaar ..........9...
Pagina 49
Copyright 2012 Copyright by Competence Center ISOBUS e.V. Zum Gruthügel 8 D-49134 Wallenhorst Versienummer: v3.06...
Pagina 50
Inleiding ..............................4 Over deze inleiding ..........................4 Referentie ............................4 Over CCI.Cam ........................... 4 Veiligheid ..............................5 Markering van de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing ..............5 Ingebruikname ............................6 Terminal monteren ..........................6 Terminal aansluiten ........................... 6 Met een camera verbinden ........................ 6 Met meerdere camera’s verbinden ....................
Inleiding Pos : 1 /CC-Isobus/Ei nlei tung @ 8 \mod_1273561492335_6.doc @ 119978 1 Inleiding 1.1 Over deze inleiding Deze gebruiksaanwijzing maakt u vertrouwd met de bediening en configuratie van de app CCI.Cam. Deze app is op uw ISOBUS-terminal CCI 100 / 200 geïnstalleerd en werkt slechts op deze terminal.
Opmerking Bij het symbool "Opmerking" vindt u toepassingstips en andere nuttige informatie. Pos : 4 /CC-Isobus/** ** Sei tenumbruch *** * @ 8 \mod_1274446340522_0.doc @ 121469 @...
Ingebruikname Pos : 5 /CC-Isobus/Aufbau @ 8\mod_1273585112215_6.doc @ 120207 @ 12223333333332 Pos : 7 /CC-Isobus/Installation @ 8\mod_1273570481145_6.doc @ 120033 @ 1223333 3 Ingebruikname 3.1 Terminal monteren De informatie over de inbouw van de terminal staat beschreven in het hoofdstuk 4.1 Terminal monteren van de gebruiksaanwijzing ISOBUS-terminal CCI 100/200.
Ingebruikname 3.4 Met meerdere camera’s verbinden Meerdere camera’s kunnen via de multiplexer <Art Nr. Multiplexer> op de terminal worden aangesloten. Als er meer dan 3 camera’s via de multiplexer op de terminal aangesloten worden heeft de multiplexer een externe voeding nodig. Aansluiting multiplexer De aansluiting van de multiplexer op de terminal vindt plaats als bij een camera via de aansluiting met de aanduiding “Video”.
Bediening 4 Bediening 4.1 Programmastart De CCI.Cam wordt automatisch geactiveerd bij het inschakelen van de terminal. Om naar het hoofdaanzicht van de CCI.Cam te gaan, gaat u als volgt te werk: Open in het hoofdmenu van de terminal het startmenu en druk op de knop met het CCI.Cam-symbool.
Bediening 4.2 Hoofdaanzicht (één camera) Dit is het hoofdaanzicht als er maar één camera op de terminal is aangesloten. In het hoofdaanzicht wordt het beeld van deze camera weergegeven. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Volledige beeldmodus selecteren Beeld spiegelen Screenshot maken Naar de instellingen gaan: Druk op het touchscreen op de knop "Instellingen"...
Bediening 4.2.1 Volledige beeldmodus selecteren Om de volledige beeldmodus te selecteren gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op de knop “Volledige beeldmodus” (F8), op het scrollwiel of in het touchscreen direct op de weergave van de camerabeelden. ...
Bediening 4.3 Hoofdaanzicht (meerdere camera’s) Dit is het hoofdaanzicht als er meerdere camera’s op de terminal zijn aangesloten. In het hoofdaanzicht worden de beelden van de geselecteerde camera weergegeven. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Volledige beeldmodus selecteren (vgl. hoofdstuk 4.2.1) Beeld spiegelen (vgl.
Pagina 59
Bediening 4.3.1 Automatische camerawisseling in- of uitschakelen Als u de camerabeelden niet handmatig wilt overschakelen, kunt u automatische camerawisseling inschakelen. De weergave schakelt dan automatisch met een regelmatig interval om tussen de camerabeelden. Om de automatische camerawisseling in of uit te schakelen gaat u als volgt te werk: 1.
Bediening 4.4 Instellingen Met de knop “Instellingen” (F12) in het hoofdscherm gaat u naar het submenu Instellingen. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Naar Cameratoewijzing gaan: Druk op het touchscreen op de knop "Cameratoewijzing". Meer informatie over de toewijzing van de camera vindt u in hoofdstuk 4.5.
Pagina 61
Bediening 4.4.1 Tijdinterval invoeren Om het tijdinterval voor de automatische camerawisseling op te geven gaat u als volgt te werk: 1. Druk hiervoor op het touchscreen op de knop “Tijdinterval” of draai met het scrollwiel, of druk op de knoppen "Omhoog" (F4) en "Omlaag" (F5) tot de naam wit gemarkeerd is en druk dan op het scrollwiel of op het touchscreen op “OK”...
Bediening 4.5 Cameratoewijzing Met de knop “Toewijzing” in het submenu Instellingen komt u terug in het submenu Cameratoewijzing. Hier wordt een menu van 8 sneltoetsen “Camera 1- 8” en de via de multiplexeraansluiting toegewezen camera’s “Aansluiting 1-8” weergegeven. Dit submenu maakt de flexibele toewijzing van camera’s aan sneltoetsen mogelijk, ongeacht de configuratie van de aansluitingen van de multiplexer.
Pagina 63
Bediening 4.5.1.1 Camera toewijzen Om een sneltoets aan een multiplexeraansluiting toe te kennen gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op een van de knoppen “Camera 1-8” of draai aan het scrollwiel, tot de gewenste knop wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Probleemoplossing 5 Probleemoplossing 5.1 Storing aan de terminal Het volgende overzicht toont u de mogelijke storingen aan de terminal en de bijbehorende probleemoplossing: Storing Mogelijke oorzaak Oplossing • • Terminal wil niet inschakelen Terminal niet correct ISOBUS-aansluiting aangesloten testen • •...
Pagina 65
Probleemoplossing Opmerking Op de terminal kunnen, afhankelijk van de machine, nog meer foutmeldingen worden weergeven. Een gedetailleerde beschrijving van deze mogelijke storingsmeldingen en het verhelpen van storingen vindt u in de gebruiksaanwijzing van de machine. Opmerking Als het apparaat zich niet laat bedienen, moet u controleren, of de “Stopschakelaar”...
Verklarende woordenlijst 7 Verklarende woordenlijst Bedieningspaneel De op het beeldscherm weergegeven waarden en bedieningselementen vormen samen het bedieningspaneel. Met het touchscreen kunnen de weergegeven elementen rechtstreeks geselecteerd worden. Competence Center ISOBUS e.V. CCI.Cam Visuele machine-observering ISOBUS Databus voor een landelijke of gemeentelijke toepassing, die conform de norm ISO 11783 is.
CCI.Control Documentatie en opdrachtbeheer Gebruiksaanwijzing Referentie: CCI.Control v3.0...
Pagina 71
Copyright 2012 Copyright by Competence Center ISOBUS e.V. Zum Gruthügel 8 D-49134 Wallenhorst Versie: v3.01...
Pagina 72
Inleiding ..............................4 Over deze inleiding ..........................4 Referentie ............................4 Over CCI.Control ..........................4 Veiligheid ..............................8 Markering van de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing ..............8 Ingebruikname ............................9 Terminal monteren ..........................9 Terminal aansluiten ........................... 9 Software installeren ......................... 11 Bedrijfsmodi .............................
Inleiding Pos : 1 /CC-Isobus/Ei nlei tung @ 8 \mod_1273561492335_6.doc @ 119978 @ 1 1 Inleiding 1.1 Over deze inleiding Deze gebruiksaanwijzing maakt u vertrouwd met de bediening en configuratie van de app CCI.Control. Deze app is op uw ISOBUS-terminal CCI 100 / 200 geïnstalleerd en werkt slechts op deze terminal.
Inleiding 1.3.2 Deelkavelspecifieke bewerking Als er een GPS-ontvanger is aangesloten kan de deelkavelspecifieke bewerking geautomatiseerd plaatsvinden. Op de pc geplande opdrachten met applicatiekaarten kunnen zo worden afgewerkt en met positie-informatie worden gedocumenteerd. 1.3.3 Stand-alone-modus In het eenvoudigste geval kan de CCI.Control gebruikt worden zonder opdrachtbestand en zonder ISOBUS-apparaat.
Pagina 75
Inleiding 1.3.5 Bedrijf met veldbewerkingsregister Dit is de aanbevolen bedrijfsmodus. CCI.Control voert de uitwisseling van opdracht- en procesgegevens uit tussen boerderijcomputer, terminal en machine. Het voor het uitwisselen van gegevens gebruikte XML-formaat is ISOBUS-compatibel. Dit formaat kan beschikbaar gesteld en verwerkt worden door softwarebedrijven die agrarische software maken. Op de computer maakt u een opdrachtbestand in XML-formaat aan, dat zowel stam- als opdrachtgegevens bevat.
Pagina 76
Inleiding 1.3.6 Voorbeelden Voorbeeld 1: Bij de oogst is een oogstmonitoring gemaakt. Hieruit wordt op de PC een bemestingsplan uitgewerkt. Het veldbewerkingsregister maakt rekening houdend met de functies van de machine van het bemestingsadvies en positiegegevens een opdracht. Deze wordt opgeslagen op een opslagmedium en aan de bestuurder getoond, die de gegevens dan weer in de CCI.Control laadt.
Opmerking Bij het symbool "Opmerking" vindt u toepassingstips en andere nuttige informatie. Pos : 4 /CC-Isobus/** ** Sei tenumbruch *** * @ 8 \mod_1274446340522_0.doc @ 121469 @...
Ingebruikname 3.2.3 Met een GSM-modem verbinden Als alternatief voor de import en export van opdrachtgegevens per USB-stick biedt CCI.Control de mogelijkheid een GSM-interface voor de online-datatransfer te gebruiken. Hiertoe is een GSM-modem nodig, dat met opgave van het artikelnummer <ArtNummer GSM> kan worden besteld. Om het GSM-modem met de terminal te verbinden gaat u als volgt te werk.
Ingebruikname 3.3 Software installeren CCI.Control behoort bij de leveromvang van de CCI ISOBUS-terminal. Een installatie is niet mogelijk en ook niet nodig. Om de in de fabriek geïnstalleerde software te kunnen gebruiken moet een licentie worden aangeschaft: Als optie bij de koop De software is in de fabriek vrijgeschakeld en van de terminal meteen worden gebruikt.
11. Beëindig de opdracht nadat deze is voltooid (vgl. hoofdstuk 4.3.3.1). 12. Print eventueel het opdrachtrapport. 13. Exporteer de opdrachtgegevens naar de USB-stick (vgl. hoofdtuk 4.5). 14. Importeer de verzamelde gegevens in het veldbewerkingsregister en evalueer deze. Pos : 9 /CC-Isobus/Bedienung @ 8\mod_1273573299873_6.doc @ 120150 @ 122333323323333442222...
Bediening 4 Bediening 4.1 Algemene aanwijzingen 4.1.1 Invoerfouten De lengte van de invoervelden voor tekst is beperkt tot 32 tekens. Slechts het e-mailadres mag 64 tekens hebben. Numerieke invoervelden zijn beperkt tot 10 (bijvoorbeeld de postcode) of 20 cijfers (bijvoorbeeld telefoonnummers). Opmerking Als bij de invoer de toegestane lengte wordt overschreden verandert de invoerdialoog van kleur en worden verdere drukken op de toetsen genegeerd.
Bediening Selecteer in het keuzemenu de gewenste informatie. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met deze informatie of draai aan het scrollwiel tot de knop wit gemarkeerd is. De selectie verschijnt vervolgens in het keuzevenster. Bevestig uw keuze met “OK” of druk nog een keer op het scrollwiel of op de knop met de gewenste informatie.
Pagina 84
Bediening 4.1.4 Sorteren Om een lijst met opgeslagen gegevens van A-Z of van Z-A te sorteren gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “A-Z” of “Z-A” (F1). Opmerking Op de knop worden de mogelijkheden weergegeven die door het indrukken van de knop worden veroorzaakt.
Bediening 4.2 Programmastart De CCI.Control wordt automatisch gestart bij het inschakelen van de terminal. Via het startscherm heeft u direct toegang tot alle functies. Om naar het startscherm van de CCI.Control te gaan, gaat u als volgt te werk: Open in het hoofdmenu van de terminal het startmenu en druk op het touchscreen op de knop met het CCI.Cam-symbool.
Bediening 4.2.3 Opdrachtgegevens importeren Ga op het bedieningspaneel naar Data import. De geïmporteerde gegevens bevatten in de regel stam- en opdrachtgegevens. De import gebeurt ofwel van de USB-stick, of via het interne geheugen of via één van de ondersteunde GSM- interfaces.
Pagina 87
Bediening 4.2.6 Databank De stamgegevens worden via het menu-item Databank geopend. In de databank zijn alle opdrachtoverkoepelende gegevens en informatie samengevat: • Klanten • Modi • Velden • Bestuurders • Machines • Producten • Maatregelen • Planttypen • Plantensoorten...
Pagina 88
Bediening 4.2.7 Klanten Onder het menu-item Klanten vindt u een lijst met de opgeslagen klanten. Opmerking Een klant is in de regel de eigenaar of pachter van het bedrijf, waarop een opdracht wordt uitgevoerd. Er kan in een opdracht, een bedrijf en een veld worden verwezen naar de klant. De gegevens voor een klant bevatten •...
Bediening 4.2.7.1 Nieuwe klant aanmaken Om een nieuwe klant aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.7.2 Klanten bewerken/weergeven Om een opgeslagen klant te bewerken/weer te geven gaat u als volgt te werk: Selecteer in het klantenmenu de klant waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd/weergegeven. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van de klant of draai aan het scrollwiel, tot de klant wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 91
Bediening 4.2.7.3 Klant kopiëren Om een klant te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in het klantenmenu de klant die u wilt kopiëren. Druk op het touchscreen op de knop van de klant of draai aan het scrollwiel, tot de klant wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.7.4 Klant wissen Om een klant te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in het klantenmenu de klant die u wilt wissen. Druk op het touchscreen op de knop van de klant of draai aan het scrollwiel, tot de klant wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 93
Bediening 4.2.8 Modi Onder het menu-item Bedrijven vindt u een lijst met de opgeslagen bedrijven. Opmerking Het bedrijf is de boerderij van een klant. Tot een bedrijf behoren alle velden die in bezit zijn van de klant. Een klant kan meerdere bedrijven bezitten. Er kan in een opdracht en een veld worden verwezen naar een bedrijf.
Bediening Bedrijf wissen 4.2.8.1 Nieuw bedrijf aanmaken Om een nieuw bedrijf aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.8.2 Bedrijf bewerken/weergeven Om een opgeslagen bedrijf te bewerken/weer te geven gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met bedrijven het bedrijf waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd/weergegeven. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van het bedrijf of draai aan het scrollwiel, tot het bedrijf wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.8.3 Bedrijf kopiëren Om een bedrijf te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met bedrijven het bedrijf dat u wilt kopiëren. Druk op het touchscreen op de knop van de klant of draai aan het scrollwiel, tot het bedrijf wit is gemarkeerd en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.8.4 Bedrijf wissen Om een bedrijf te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met bedrijven het bedrijf dat u wilt wissen. Druk op het touchscreen op de knop van de klant of draai aan het scrollwiel, tot het bedrijf wit is gemarkeerd en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 98
Bediening 4.2.9 Velden Onder het menu-item Velden vindt u een lijst met de opgeslagen velden. Opmerking Een veld is een oppervlak, dat kan worden toegewezen aan een opdracht. De gegevens over een veld bestaan uit • aanduiding van het veld, •...
Pagina 99
Bediening U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Veld aanmaken Veld bewerken/weergeven Veld kopiëren Veld wissen Kaartenvoorbeeld openen...
Bediening 4.2.9.1 Nieuw veld aanmaken Om een nieuw veld aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.9.2 Veld bewerken/weergeven Om een opgeslagen veld te bewerken/weer te geven gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met velden het veld waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van het veld of draai aan het scrollwiel, tot het veld wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 102
Bediening 4.2.9.3 Veld kopiëren Om een veld te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met velden het veld dat u wilt kopiëren. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop van het veld of draai aan het scrollwiel, tot het veld wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 103
Bediening 4.2.9.4 Veld wissen Om een veld te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met velden het veld dat u wilt wissen. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop van het veld of draai aan het scrollwiel, tot het veld wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 104
Bediening 4.2.10 Bestuurder Onder het menu-item Bestuurders vindt u een lijst met de opgeslagen bestuurders. Opmerking Een bestuurder voert de geplande opdracht uit en bedient de machine. De gegevens over een bestuurder bestaan uit • Naam, • Voornaam, • Straat, •...
Pagina 105
Bediening 4.2.10.1 Nieuwe bestuurder aanmaken Om een nieuwe bestuurder aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 106
Bediening 4.2.10.2 Bestuurder bewerken/weergeven Om een opgeslagen bestuurder te bewerken/weer te geven gaat u als volgt te werk: Selecteer in de bestuurdersmenu de bestuurder waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd/weergegeven. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van de bestuurder of draai aan het scrollwiel, tot de bestuurder wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 107
Bediening 4.2.10.3 Bestuurder kopiëren Om een bestuurder te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in de bestuurdersmenu de bestuurder die u wilt kopiëren. Druk op het touchscreen op de knop van de bestuurder of draai aan het scrollwiel, tot de bestuurder wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 108
Bediening 4.2.10.4 Bestuurder wissen Om een bestuurder te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de bestuurdersmenu de bestuurder die u wilt wissen. Druk op het touchscreen op de knop van de bestuurder of draai aan het scrollwiel, tot de bestuurder wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 109
Bediening 4.2.11 Machine Onder het menu-item Apparaten vindt u een lijst met de opgeslagen apparaten. In de lijst staan de machines die door het veldbewerkingsregister in het transferbestand zijn overgedragen en de ISOBUS-machines, die sinds de laatste import op de terminal zijn aangesloten. Met een apparaat kan een opdracht worden bewerkt.
Bediening 4.2.11.1 Machine bewerken/weergeven Om een opgeslagen machine te bewerken/weer te geven, gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met machines de machine waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van het apparaat of draai aan het scrollwiel, tot het apparaat wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 111
Bediening 4.2.11.2 Apparaat wissen Om een apparaat te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met machines de machine die u wilt wissen. Druk op het touchscreen op de knop van het apparaat of draai aan het scrollwiel, tot het apparaat wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.12 Producten Onder het menu-item Producten vindt u een lijst met de opgeslagen producten. Opmerking Een product is een middel dat op het veld wordt gebruikt om een maatregel uit te voeren, bijvoorbeeld mest- of spuitmiddel. De enige informatie over een product is de •...
Bediening 4.2.12.1 Nieuw product aanmaken Om een nieuw product aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.12.2 Product bewerken/weergeven Om een opgeslagen product te bewerken/weer te geven gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met producten het product waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van het veld of draai aan het scrollwiel, tot het product wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 115
Bediening 4.2.12.3 Product kopiëren Om een product te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met producten het product dat u wilt kopiëren. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop van het product of draai aan het scrollwiel, tot het product wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 116
Bediening 4.2.12.4 Product wissen Om een product te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met producten het product dat u wilt wissen. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop van het product of draai aan het scrollwiel, tot het product wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.13 Maatregelen Onder het menu-item Maatregelen vindt u een lijst met de opgeslagen maatregelen. Bij de planning van een opdracht met een veldbewerkingsregister kan een maatregel worden toegewezen aan een opdracht. Tot een maatregel behoort dan ook een toepassingstechniek, zoals bemesten: vloeibare bemesting / organische bemesting / etc.
Bediening 4.2.13.1 Maatregel aanmaken Om een nieuwe maatregel aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.13.2 Maatregel bewerken/weergeven Om een opgeslagen maatregel te bewerken/weer te geven, gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met maatregelen de maatregel waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd of weergegeven. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van de maatregel of draai aan het scrollwiel, tot de maatregel wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 120
Bediening 4.2.13.3 Maatregel kopiëren Om een maatregel te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met maatregelen de maatregel die u wilt kopiëren. Druk op het touchscreen op de knop van de maatregel of draai aan het scrollwiel, tot de maatregel wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 121
Bediening 4.2.13.4 Maatregel wissen Om een maatregel te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met maatregelen de maatregel die u wilt wissen. Druk op het touchscreen op de knop van de maatregel of draai aan het scrollwiel, tot de maatregel wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.14 Planttypen Onder het menu-item Planttypen vindt u een lijst met de opgeslagen planttypen. Opmerking Onder planttype verstaat men het type of species van de plant, zoals maïs of gerst. De enige informatie over een planttype is de • Naam.
Bediening 4.2.14.1 Nieuw planttype aanmaken Om een nieuw planttype aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.14.2 Planttype bewerken/weergeven Om een opgeslagen planttype te bewerken/weer te geven, gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met planttypen het planttype waarvan de gegevens moeten worden gewijzigd. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de naam van het planttype of draai aan het scrollwiel, tot het planttype wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 125
Bediening 4.2.14.3 Planttype kopiëren Om een planttype te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met planttypen het planttype dat u wilt kopiëren. Druk op het touchscreen op de knop van het planttype of draai aan het scrollwiel, tot het planttype wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 126
Bediening 4.2.14.4 Planttype wissen Om een planttype te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met planttypen het planttype dat u wilt wissen. Druk op het touchscreen op de knop van het planttype of draai aan het scrollwiel, tot het planttype wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.2.14.5 Plantensoorten Onder het menu-item Plantensoorten vindt u een lijst met de opgeslagen plantensoorten. Opmerking Onder “plantensoort” wordt verstaan een speciale soort of geteeld planttype. De enige informatie over een plantensoort is de • Naam. Opmerking Onder dit menu-item kunt u geen instellingen uitvoeren. De gegevens over plantensoorten kunnen alleen worden geïmporteerd.
Bediening 4.3 Opdrachtgegevens In de opdrachtgegevens zijn alle opdrachtspecifieke gegevens en informatie samengevat: • Aanduiding van de opdracht, • Klant, • Stad, • Modus, • Veld, • Bestuurder, • Maatregel, • Toepassingstechniek en • Status van de opdracht. Opmerking Onder maatregel verstaat men maatregelen in het kader van de plantenteelt zoals oogsten of bemesten.
Pagina 129
Bediening 4.3.2 Opdrachten De opdrachtenlijst wordt via het menu-item Opdrachten geopend. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Opdracht aanmaken Opdracht weergeven Opdracht bewerken Opdracht kopiëren Opdracht wissen...
Bediening 4.3.2.1 Nieuwe opdracht aanmaken Om een nieuwe opdracht aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer op het bedieningspaneel alle parameters één voor één. Druk op het touchscreen op de betreffende parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.3.2.2 Opdracht weergeven Om een opdracht weer te geven gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop met de opdracht of draai aan het scrollwiel, tot de opdracht wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.3.2.4 Opdracht kopiëren Om een opgeslagen opdracht te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met opdrachten de opdracht die u wilt kopiëren. Druk op het touchscreen op de knop van de opdracht of draai aan het scrollwiel, tot de opdracht wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Bediening 4.3.2.5 Opdracht wissen Om een opdracht te wissen gaat u als volgt te werk: Selecteer in de lijst met opdrachten de opdracht die u wilt wissen. Druk op het touchscreen op de knop van de opdracht of draai aan het scrollwiel, tot de opdracht wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 134
Bediening 4.3.3 Detailweergave Druk in de opdrachtenlijst op de opdracht. Druk in het contextmenu op de knop “Bewerken/Weergeven”. U komt in de detailweergave van de opdracht. De detailweergave van een opdracht is onderverdeeld in 6 tabbladen: Hierop is de volgende informatie georganiseerd: Lopende opdracht: Geeft de start- en stoptijd, evenals de looptijd tot nog toe en de actuele looptijd aan.
Bediening 4.3.3.1 Lopende opdracht Op dit tabblad worden de opdrachttijden weergegeven. Timer: Geeft de tijd aan, waarop de opdracht is gestart en de tijd dat deze is gestopt of onderbroken. Looptijd: Geeft de vorige totale looptijd en de actuele looptijd van de opdracht aan.
Pagina 136
Bediening Opmerking Een afgesloten opdracht kunt u niet meer voortzetten. Een afgesloten opdracht blijft in de lijst met opgeslagen opdrachten staan en kan niet worden gewist. Opmerking Als de tractor wordt uitgeschakeld zonder dat de lopende opdracht wordt gepauzeerd of gestopt, verschijnt bij de volgende start van de terminal een pop-up met de informatie dat de opdracht is onderbroken.
Pagina 137
Bediening 4.3.3.2 Tellers Dit tabblad toont de totale looptijd en de door het apparaat overgedragen tellerstanden. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Naar de tellerstanden van een ander apparaat wisselen Druk op het touchscreen op de knop “Tellerstanden wisselen” (F12). De tellerstanden van het andere aangesloten apparaat worden weergegeven Opmerking Deze functie is alleen beschikbaar als meer als een ISOBUS-apparaat is...
Pagina 138
Bediening 4.3.3.3 Kaart In dit tabblad wordt een kaart van het aan de opdracht toegewezen veld weergegeven. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Kaartweergave vergroten Druk op het touchscreen op de knop “Inzoomen” (F4). Kaartweergave verkleinen Druk op het touchscreen op de knop “Uitzoomen” (F5). Toepassingskaarten weergeven...
Bediening 4.3.3.3.1 Toepassingskaarten weergeven Om de toepassingskaarten af te beelden gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Toepassingskaarten weergeven” (F6). De toepassingskaarten worden in het kaartenaanzicht weergegeven:...
Bediening 4.3.3.4 Commentaren Op dit tabblad vindt u een lijst met uw opgeslagen commentaren: Om een nieuw commentaar aan te maken gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Nieuw aanmaken” (F10). Voer het nieuwe commentaar in met het toetsenpaneel van het touchscreen. Bevestig uw invoer met “OK”.
Pagina 141
Bediening 4.3.3.5 Opdracht bewerken Op dit tabblad vindt u het volgende bedieningspaneel: U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Opdracht bewerken Welke bedieningsmogelijkheden u heeft, vindt u in het hoofdstuk 4.3.2.3. Databank oproepen Druk op de knop “Databank” (F3). Welke bedieningsmogelijkheden u heeft in de databank, vindt u in het hoofdstuk 4.2.6.
Pagina 142
Bediening 4.3.3.6 Bericht Op dit tabblad vindt u een samenvatting van de gegevens van de opdracht. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Bericht genereren: Druk op het touchscreen op de knop “Bericht genereren” (F10). Het bericht wordt als PDF met de opdracht geëxporteerd. Bericht configureren...
Pagina 143
Bediening 4.3.3.6.1 Bericht configureren Om een opdrachtbericht te configureren gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Bericht configureren” (F12). Het volgende bedieningspaneel verschijnt: Selecteer de parameters die op het opdrachtbericht weergegeven moeten worden. Druk hiertoe op het touchscreen op de parameter of draai aan het scrollwiel, tot de parameter wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 144
Bediening 4.4 Opdrachtgegevens importeren Om opdrachtgegevens te importeren gaat u als volgt te werk: Exporteer in veldbewerkingsregister de gewenste opdrachtgegevens in ISO- XML-formaat op een USB-stick in de map \Taskdata. Als er zich meerdere opdrachtbestanden op de USB-stick kunnen deze in submappen worden georganiseerd.
Bediening 4.5 Opdrachtgegevens exporteren Opdrachtgegevens kunnen op twee manieren worden geëxporteerd: Op een USB-stick: Vereist een op de terminal aangesloten USB-stick. Voor online- Vereist een vrijgeschakelde app waarmee transmissie: opdrachtgegevens online kunnen worden verzonden. Om opdrachtgegevens te exporteren gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop "Opdrachtgegevens exporteren"...
Pagina 146
Bediening Kies tussen “USB-stick” en ”online-transmissie”. Druk hiertoe op het touchscreen op de knop met de gewenste transmissiewijze of draai aan het scrollwiel, tot de knop wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel. Als de knop is gemarkeerd kunt u ook op de knop “OK” (F6) drukken. Bevestig uw selectie met "OK".
Bediening 4.6 Instellingen In de instellingen kunt u Auto-Logging activeren en deactiveren. Auto-Logging dient om opdrachtgegevens automatisch permanent te documenteren. Zo wordt de documentatie gewaarborgd, ook als de bestuurder zelf geen opdracht heeft aangemaakt en gestart. Auto-Logging documenteert alle werkzaamheden die op een dag worden uitgevoerd in één opdracht.
Bediening 4.6.1 Auto-Logging activeren/deactiveren Om Auto-Logging te activeren/deactiveren gaat u als volgt te werk: Druk op het touchscreen op de knop “Auto-Logging” of draai aan het scrollwiel, tot de knop “Auto-Logging” wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel. Als de knop is gemarkeerd kunt u ook op de knop “OK”...
Probleemoplossing Pos : 11 /CC-Is obus /Pr obl embehebung @ 8 \mod_1274441518516_6.doc @ 121418 @ 122334444442 5 Probleemoplossing 5.1 Storing aan de terminal Het volgende overzicht toont u de mogelijke storingen aan de terminal en de bijbehorende probleemoplossing: Storing Mogelijke oorzaak Oplossing •...
Probleemoplossing 5.2 Storingsmeldingen In het volgende overzicht vindt u foutmeldingen in CCI.Control, de mogelijke oorzaken en oplossingen: Storing Mogelijke oorzaak Oplossing Export werd afgebroken omdat Geen USB-stick geplaatst. USB-stick plaatsen geen USB-stick gevonden werd. Preview kan niet worden ISO-XML-bestand onjuist of te gemaakt.
Pagina 151
Probleemoplossing Control heeft geen geldig Onjuiste GPS- GPS-ontvangerconfiguratie GPS-signaal ontvangen. ontvangerconfiguratie controleren. Control cannot detect any Geen actieve machine Machine activeren of active devices. Would you aangesloten. aansluiten. anyway like to start the service? (#84) TaskData report could not be Fout bij exporteren.
Verklarende woordenlijst Pos : 21 /CC-Is obus /Gl oss ar @ 8\mod_1274961991767_6.doc @ 121689 @ 1 7 Verklarende woordenlijst Toepassingstechniek Speciale maatregelen zoals vloeibare kunstmest of organische bemesting. Applicatiekaart Deelkavelspecifieke instelwaarde- of toepassingskaart waarop voor iedere kavel in één slag de hoogte van een bepaalde maatregel wordt vastgelegd, bijvoorbeeld bij het bemesten.
Pagina 154
Verklarende woordenlijst Global System for Mobile Communication Standaard voor volledig digitale mobiele telefonienetten, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor telefonie en korte mededelingen zoals sms. ISO-XML Op XML gebaseerd ISOBUS-specifiek formaat voor opdrachtbestanden. ISOBUS ISO11783 Internationale standaard voor gegevensoverdracht tussen in de landbouw gebruikte machines en apparaten.
Pagina 155
Verklarende woordenlijst Deelkavelspecifieke Satellietgestuurde toepassing van een applicatiekaart. bewerking Terminal CCI 100 of CCI 200 ISOBUS terminal Touchscreen Touchscreen waarmee het mogelijk is de terminal te bedienen. WLAN Wireless Local Area Network Draadloos lokaal netwerk. Extended Markup Language Logische registratietaal en de opvolger en uitbreiding van HTML. Met XML kunnen eigen taalelementen worden vastgelegd, zodat zich andere registratietalen zoals HTML of WML door middel van XML laten definiëren.
8 Knoppen en pictogrammen CCI.Control Databank Lijst met klanten Klant Lijst met bedrijven Bedrijf Lijst met velden Veld Lijst met bestuurders Bestuurder Apparatenmenu Machine Lijst met producten Product Lijst met maatregelen Maatregel Lijst met planttypen Planttype Lijst met opdrachten Lopende opdracht Tellers Commentaar Opdracht bewerken...
Pagina 157
Voorbeeld kaartaanzicht Bericht genereren Inzoomen Uitzoomen Wissen Bewerken/weergeven Toevoegen Kopiëren Naar rechts gaan Naar links gaan Naar boven gaan Naar onderen gaan Selectie of invoer bevestigen Adres Telefoonnummer Mobiele nummer Filter Filter resetten Van A – Z sorteren Van Z – A sorteren...
Pagina 161
Copyright 2012 Copyright by Competence Center ISOBUS e.V. Zum Gruthügel 8 D-49134 Wallenhorst Versienummer: v5.01...
Pagina 162
Inleiding ..............................4 Over deze inleiding ..........................4 Referentie ............................4 Over CCI.Tecu ........................... 5 Active/passieve modus ........................6 Hectarenteller ............................ 6 Veiligheid ..............................7 Markering van de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing ..............7 Ingebruikname ............................8 Terminal monteren ..........................8 Terminal aansluiten ...........................
Inleiding Pos : 1 /CC-Isobus/Ei nlei tung @ 8 \mod_1273561492335_6.doc @ 119978 @ 1 1 Inleiding 1.1 Over deze inleiding Deze gebruiksaanwijzing maakt u vertrouwd met de bediening en configuratie van de app CCI.Tecu. Deze app is op uw ISOBUS-terminal CCI 100 / 200 geïnstalleerd en werkt slechts op deze terminal.
Inleiding 1.3 Over CCI.Tecu In moderne tractoren wordt een groot aantal elektronische componenten gebruikt. Naast sensoren voor de registratie van bedrijfsgegevens zijn dat voor elektronische besturingsapparaten (ECU's) voor de besturing van de verschillende tractorfuncties. De elektronische componenten zijn in de regel via een zogenaamd bussysteem met elkaar verbonden en wisselen via dit systeem tractorinformatie zoals rijsnelheid of het aftakastoerental uit.
Inleiding 1.4 Active/passieve modus Als op de tractor alleen CCI.Tecu beschikbaar is, werkt deze automatisch in de actieve modus. In de actieve modus leest de CCI.Tecu de signalen van de signaalconnector uit, berekent CCI.Tecu de waarden voor snelheid, aftakastoerental en 3- puntspositie en stuurt CCI.Tecu de berekende waarden voor snelheid, aftakastoerental en 3- puntspositie naar alle ISOBUS-machines.
Opmerking Bij het symbool "Opmerking" vindt u toepassingstips en andere nuttige informatie. Pos : 4 /CC-Isobus/** ** Sei tenumbruch *** * @ 8 \mod_1274446340522_0.doc @ 121469 @...
(vgl. hoofdstuk 4.3.3.3). 3.3 Software installeren CCI.Tecu behoort tot de leveromvang van de CCI ISOBUS-terminal. Installatie is niet mogelijk en ook niet nodig. Pos : 8 /CC-Isobus/** ** Sei tenumbruch *** * @ 8 \mod_1274446340522_0.doc @ 121469 @...
Bediening Pos : 9 /CC-Isobus/Bedienung @ 8\mod_1273573299873_6.doc @ 120150 @ 122333323323333442222 4 Bediening 4.1 Programmastart De CCI.Tecu wordt automatisch geactiveerd bij het inschakelen van de terminal. Via het hoofdaanzicht heeft u direct toegang tot alle functies. Om naar het hoofdaanzicht van de CCI.Tecu te gaan, gaat u als volgt te werk: 1.
Bediening 4.2 Hoofdweergave In het hoofdaanzicht van CCI.Tecu vindt u de volgende informatie: naam van de actuele tractor; snelheidsindicatie; indicatie voor het aftakastoerental indicatie voor de positie van de 3-puntsophanging; indicatie voor de geselecteerde snelheidssensor en indicatie van de werk- of transportstand. Opmerking De snelheidsindicatie van CCI.Tecu komt niet in de plaats van de kilometerteller van de tractor.
Bediening 4.2.1 Tractor selecteren Om een tractor te selecteren gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op de knop met de naam van de actuele tractor. Als de knop met de tractornaam wit gemarkeerd is kunt u ook op het scrollwiel drukken.
Pagina 172
Bediening 4.2.3 Werkstand vastleggen Om de actuele stand van de 3-punts als werkstand vast te leggen, gaat u als volgt te werk: 1. Zet de 3-punts in de gewenste werkstand. 2. Druk op het touchscreen op de knop “Werkstand vastleggen” (F4). ...
Bediening 4.3 Tractormenu Onder het menu-item Tractorenlijst vindt u een lijst met de opgeslagen tractoren. De gegevens over een tractor bestaan uit • de naam van de tractor, • een commentaar en • de instellingen van de tractor. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Tractor aanmaken Tractor bewerken Tractor kopiëren...
Bediening 4.3.1 Tractor aanmaken Om een tractor aan te maken gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op de knop “Tractor aanmaken” (F10). De detailweergave van een nieuwe tractor verschijnt. 2. Selecteer in de detailweergave één voor één alle tabbladen. Druk hiervoor op het touchscreen op de pictogrammen van het tabblad of wissel met de knoppen “Naar links”...
Pagina 175
Bediening 4.3.2.1 Tractor kopiëren Om een tractor te kopiëren gaat u als volgt te werk: Selecteer in het tractormenu de tractor waarvan de gegevens moeten worden gekopieerd. Druk hiervoor op het touchscreen op de knop met de naam van de tractor of draai aan het scrollwiel, tot de tractor wit gemarkeerd is en druk vervolgens op het scrollwiel.
Pagina 176
Bediening 4.3.3 Detailweergave De detailweergave van een tractor is onderverdeeld in 6 tabbladen: overzicht, commentaar, tractorinstellingen, snelheid, aftakas en 3-puntsophanging. De tabbladen Snelheid, Aftakas en 3-puntsophanging zijn niet altijd beschikbaar. Het tabblad Snelheid is alleen beschikbaar, als in de tractorinstellingen als signaalbron de signaalconnector voor de wiel- of radarsensor is geselecteerd.
Bediening 4.3.3.1 Overzicht Op dit tabblad worden de instellingen voor de snelheid, de aftakas en de 3- puntsophanging weergegeven.
Pagina 178
Bediening 4.3.3.2 Commentaar Op dit tabblad wordt een commentaarveld weergegeven, waarin u opmerkingen of toelichtingen bij de tractor kunt invoeren. Opmerking Een commentaar heeft maximaal 160 tekens. Als u het maximaal aantal tekens in het tekstveld overschrijdt wordt het tekstveld rood gemarkeerd en kunt u de invoer niet opslaan.
Bediening 4.3.3.2.1 Commentaar aanmaken Om een commentaar aan te maken gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op de lege knop of druk op het scrollwiel, of op de knop “OK” (F6). 2. Voer het commentaar in met het toetsenpaneel van het touchscreen. 3.
Bediening 4.3.3.3 Tractorinstellingen Op dit tabblad worden de naam van de tractor en de instellingen voor wielsensor, radarsensor, aftakastoerental en aftakassensor en 3-puntssensor weergegeven. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Naam bewerken Signaalbron selecteren Selecteer uit: Niet beschikbaar Signaalconnector (ISO 11786) ...
Pagina 181
Bediening 4.3.3.3.1 Naam bewerken Om de naam van de tractor te bewerken gaat u als volgt te werk: 1. Selecteer de naam va de tractor. Druk hiervoor op het touchscreen op de knop met de naam van de tractor of draai met het scrollwiel, of druk op de knoppen “Omhoog”...
Pagina 182
Bediening Opmerking Als u als signaalbron voor de wiel- of radarsensor de signaalconnector selecteert (ISO 11786) moet u de snelheid kalibreren of de impulsen per 100 meter zelf invoeren. Meer informatie over de kalibratie van de snelheid vindt u in hoofdstuk 4.3.3.4. Opmerking Als u als signaalbron voor de 3-puntssensor de signaalconnector (ISO 11786) selecteert moet u de 3-punt kalibreren.
Pagina 183
Bediening 4.3.3.4 Snelheid Op dit tabblad wordt de door de snelheidssensor over een traject van 100 meter uitgegeven aantal impulsen weergegeven. De standaardinstelling bij de nieuwe installatie van een tractor geeft een waarde van 200 aan. Als de waarde voor het aantal impulsen per 100 meter bekend is (bijvoorbeeld uit het informatieblad van de sensor), kan deze direct worden ingevoerd.
Bediening 4.3.3.4.1 Waarde invoeren Om de waarde voor de impulsen per 100 meter in te voeren gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op de knop “Impulsen” of druk op het scrollwiel, of op de knop “OK” (F6). 2.
Pagina 185
Bediening 4.3.3.5 Aftakas Op dit tabblad wordt het aantal impulsen weergegeven, dat bij een omwenteling van de aftakas door de sensor worden uitgegeven. Opmerking De waarden die hier moeten worden ingevoerd, vindt u in de technische gegevens van uw tractor. Opmerking Het geldige waardebereik voor het aantal impulsen ligt tussen 1 (min.) en 40 (max.).
Pagina 186
Bediening 4.3.3.6 3-puntsophanging Op dit tabblad worden de spanningswaarden voor de maximale en minimale positie van de 3-punts weergegeven. U heeft de volgende bedieningsmogelijkheden: Kalibreren...
Pagina 187
Bediening 4.3.3.6.1 Kalibreren Om de spanningswaarden voor de 3-punts te kalibreren gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op de knop "Kalibreren" (F3). Het kalibratiemenu opent zich. 2. Hef de 3-punts op tot de hoogste stand en druk vervolgens op het touchscreen op de knop “MAX”...
Bediening 4.4 Passieve modus Als in de tractor een primaire TECU beschikbaar is, wisselt de TECU van de terminal automatisch naar de passieve modus. De passieve modus is te herkennen aan een blauw kader om het hoofdaanzicht. Als alle signalen via de ISOBUS zijn gelezen en beschikbaar gesteld is een verbinding met de signaalconnector niet vereist.
Bediening 4.5 Hectarenteller Onder het menu-item Hectarenteller vindt u informatie over de • Werkbreedte van de actieve machine, • werktijd, • gereden traject en • bewerkte oppervlak. Voor de tijd, het traject en het oppervlak worden steeds een totale waarde en een waarde in werkstand aangegeven.
Bediening 4.5.1 Werkbreedte invoeren Om de werkbreedte van het actieve apparaat in te voeren gaat u als volgt te werk: 1. Druk op het touchscreen op de knop “Werkbreedte” of druk op het scrollwiel. 2. Voer op het touchscreen met het numerieke toetsenbord of de schuifregelaar de nieuwe waarde in.
Probleemoplossing 5 Probleemoplossing 5.1 Storing aan de terminal Het volgende overzicht toont u de mogelijke storingen aan de terminal en de bijbehorende probleemoplossing: Storing Mogelijke oorzaak Oplossing • • Terminal wil niet inschakelen Terminal niet correct ISOBUS-aansluiting aangesloten testen • •...
Pagina 192
Probleemoplossing Ongeldige waarde! Aantal impulsen per rotatie Aantal impulsen op het onjuist tabblad Aftakas instellen Toerental aftakas overschrijdt 3.000 tpm. Aftakassensor defect Aftakassensor vervangen Ongeldige waarde! Aantal impulsen per 100m Aantal impulsen in het onjuist instellingenmenu instellen Snelheid (radarsensor)
Bij de secundaire TECU wordt tractorinformatie via een signaalconnector uitgelezen en doorgestuurd naar het ISOBUS-machine. Signaalkabel Kabel voor aansluiting van de CCI 100/200 terminal aan de signaalconnector in de tractor. Signaalbron Bron waarvan de sensorwaarden zoals bijv. de snelheid van de terminal uitgelezen worden.
Pagina 195
Verklarende woordenlijst TECU Tractor ECU Op een ISOBUS-tractor maakt de TECO een verbinding tussen het bussysteem van de tractor en de ISOBUS en levert zo tractorinformatie aan de machine, bijv. rijsnelheid of aftakastoerental. Terminal CCI 100 of CCI 200 ISOBUS terminal Touchscreen Touchscreen waarmee het mogelijk is de terminal te bedienen.
8 Knoppen en pictogrammen TECU Lijst met tractoren Hectarenteller Werkstand vastleggen Tussen wiel- en radarsensor wisselen Aftakastoerental Positie van de 3-punts Radarsensor is geselecteerd Machine in transportpositie Machine in werkstand Wielsensor is geselecteerd. Overzicht Commentaar Tractorinstellingen Snelheid Aftakas Wielsensor 3-puntsophanging Radarsensor Aftakassensor 3-puntssensor...
Pagina 197
Naar boven gaan Naar onderen gaan Selectie of invoer bevestigen Uit een lijst selecteren...