CCI.TECU – Bediening
4.3.3.4.4
Kalibreren
28
Opmerking
De kalibratie van de snelheid dient zo mogelijk niet op een gladde ondergrond
(bijv. asfalt) te gebeuren, maar direct op het veld.
Om de snelheid te kalibreren gaat u als volgt te werk:
1.
Baken een traject van 100 meter af.
2.
Druk op het touchscreen op de knop "Kalibreren" (F3).
→ Er verschijnt een keuzemenu.
3.
Kies voor kalibratie tussen wiel- en radarsensor. Druk hiertoe op het
touchscreen op de knop met de sensor waarvan de snelheid moet worden
gekalibreerd of draai aan het scrollwiel, tot de knop wit gemarkeerd is en druk
vervolgens op het scrollwiel.
Als de knop is gemarkeerd kunt u ook op de knop "OK" (F6) drukken.
Opmerking
De keus tussen wiel- en radarsensor voor kalibratie is alleen vereist bij een
terminal van hardwaregeneratie 2 (versie 2.x) als beide snelheidssensoren tegelijk
worden gebruikt (vgl. hoofdstuk 4.3.3.3).
→ Het kalibratiemenu opent zich.
4.
Rij naar het startpunt en druk vervolgens op het touchscreen op de knop
"Startvlag" (F3).
Rij 100 meter en druk vervolgens op het touchscreen op de knop "Doelvlag"
5.
(F9).
Bevestig de waarden met "OK".
6.
Opmerking
Het geldige waardebereik voor het aantal impulsen ligt tussen 200 en 30000
imp/100m.