4. Breng een ruime hoeveelheid ultrageluidsgel (met zo weinig mogelijk luchtbellen) aan op de midlijn van
de onderbuik van de patiënt, ongeveer 3 cm (1 in) boven het schaambeen.
5. Ga aan de rechterzijde van de patiënt staan en duw de scankop voorzichtig door de gel tegen de
onderbuik. De handgreep van het apparaat moet onder een hoek van 90 graden ten opzichte van het
sagittale vlak van de patiënt staan.
6. Richt op de verwachte locatie van de blaas. Bij de meeste patiënten betekent dit dat het apparaat
enigszins onder een hoek op de coccyx (het staartbeen) wordt gericht, zodat het schaambeen niet in de
scan wordt opgenomen.
7. Druk kort op de scanknop aan de onderzijde van het apparaat.
Tijdens het scannen wordt een scansymbool
8. Houd het apparaat stil tijdens het scannen, zodat de positie, de hoek en de druk van het apparaat niet
veranderen. Wanneer u de eindtoon van het scanproces hoort, is het scannen voltooid.
18
0900-4830-NLNL REV-05
90
o
Scanknop
Sagittaal vlak
in de rechterbovenhoek van het display weergegeven.