Het gebruik van accessoires, transducers en kabels, anders dan
degene die door de fabrikant van deze apparatuur zijn
gespecificeerd of meegeleverd, kan leiden tot verhoogde
elektromagnetische emissies of verlaagde elektromagnetische
immuniteit van deze apparatuur en leiden tot onjuiste werking.
Draagbare RF-communicatieapparatuur (inclusief
randapparatuur zoals antennekabels en externe antennes)
moet op meer dan 30 cm van elk onderdeel van de
hoortoestellen en oplader worden gebruikt, inclusief de door
de fabrikant gespecificeerde kabels. Indien dit niet in acht
wordt genomen, kan dit leiden tot verslechtering van de
prestaties van deze apparatuur.
Hoortoestellen moeten niet aangepast worden met domes/
cerumenfilters wanneer deze gebruikt worden door cliënten
met een geperforeerd trommelvlies, ontstoken gehoorgang of
wanneer de holtes van het middenoor op een andere manier
blootliggen. In dat geval raden we aan gebruik te maken van
een aangepast oorstukje. In het onwaarschijnlijke geval dat
een onderdeel van dit product achterblijft in de gehoorgang,
wordt u verzocht een medisch specialist te raadplegen om het
onderdeel veilig te laten verwijderen.
90