GA ALS VOLGT TE WERK VOOR GEBRUIK:
Ingrediënten moeten op ka‐
mertemperatuur zijn.
De oven berekent een geschatte bereidingseindtijd. Dit hangt af van de voedselkwaliteit, de
ingestelde ovenfunctie en de temperatuur.
Ga als volgt te werk voor gebruik: Voedselsensor
Stap 1
Schakel de oven in.
Stap 2
Stel een verwarmingsfunctie in en indien nodig de oventemperatuur.
Stap 3
Invoegen: Voedselsensor.
Vlees, gevogelte en vis
Steek de punt van de voedselsensor indien
mogelijk in het midden van vlees, vis, in het
dikste deel. Zorg ervoor dat ten minste 3/4
van de voedselsensor in het gerecht zit.
Voor de beste kookresultaten:
Niet gebruiken voor vloei‐
bare gerechten.
Ovenschotels
Plaats de punt van de voedselsensor precies in
het midden van de ovenschotel. De voedselsen‐
sor moet tijdens het bakken op één plaats wor‐
den gestabiliseerd. Gebruik een vast ingrediënt
om dat te bereiken. Gebruik de rand van de bak‐
plaat om het siliconen handvat van de voedsel‐
sensor te ondersteunen. De punt van de voedsel‐
sensor mag de bodem van de bakplaat niet ra‐
ken. Bedek de voedselsensor met de resterende
ACCESSOIRES
Tijdens het koken moet het in de
schaal blijven.
ingrediënten.
31/64