Inbedrijfstelling
Luchtdrukschakelaar
3
Wateraanvoer controleren
De wateraanvoer doorheen de ketel kan
worden gecontroleerd via elk van de
twee onderstaande methodes.
∆T meting
Controleer het temperatuurverschil in de
hele ketel (∆T aanvoer-retour) wanneer
de ketel op 100%-last draait.
Het nominale ∆T is 20K en moet min-
stens tussen 15K en 30K liggen om een
veilige werking van de ketel te verzeke-
ren.
Een indicatie van het eigenlijke debiet
kan worden bepaald via de volgende be-
rekening:
∆p meting
Controleer het drukverschil in de ketel
(∆p aanvoer-retour) terwijl de brander-
pomp in bedrijf is (brander moet niet inge-
schakeld zijn). Het nominale ∆p voor elk
keteltype vindt u in de onderstaande ta-
bel, het eigenlijke ∆p moet liggen tussen:
0,35*Δpnom ≤ ∆P ≤ 1,75*∆pnom . Een
indicatie van het eigenlijke debiet kan
worden bepaald via de volgende bere-
kening:
146
Aanpassing luchtdrukschakelaar
Sluit een drukmeter aan op de meetpunten
aangegeven op de schakelaar (3).
de ketel op minimumlast (0 %).
het drukverschil over de hele schakelaar
tijdens de opstart. De gemeten druk
moet 0,8 mbar of hoger zijn.
Om de druk in te stellen, draait u aan de
knop op de schakelaar (4).
Het verschil tussen de gemeten druk en
de ingestelde druk moet minstens 0,4
mbar zijn.
4
q
= (∆T
actual
q
= √(∆p
actual
Start
Meet
/ ∆T
) * q
nominal
measured
nominal
/ ∆p
) * q
measured
nominal
nominal
[m
/h]
3
[m
/h]
3